ECLI:NL:CBB:2002:AE3842
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen doorhaling inschrijving assurantiebemiddelingsbedrijf
In deze zaak heeft Auto Kar B.V., gevestigd te Steenbergen, beroep ingesteld tegen een besluit van de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad, dat op 17 september 2001 werd genomen. Dit besluit hield in dat de inschrijving van appellante als tussenpersoon ingevolge de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf werd doorgehaald. De procedure begon op 16 oktober 2001 met de indiening van een beroepschrift door appellante. De Bestuurskamer had eerder op 15 maart 2001 meegedeeld dat de opgegeven feitelijk leider, A, niet voldeed aan de vereisten van de Wet, omdat haar betrokkenheid bij de onderneming onvoldoende substantieel was. De zitting vond plaats op 23 april 2002, waar verweerder zijn standpunt nader toelichtte, terwijl appellante niet aanwezig was.
De kern van het geschil draait om de vraag of A als feitelijk leider kan worden aangemerkt, gezien haar beperkte aanwezigheid van slechts vier uur per week. De Wet stelt eisen aan de feitelijke leiding van assurantiebemiddelingsbedrijven, en verweerder oordeelde dat A niet voldeed aan deze eisen. Appellante voerde aan dat de omstandigheden, zoals teruglopende rendementen en een medewerker die in opleiding is voor het diploma Assurantiebemiddeling B, bijzondere omstandigheden vormden die opschorting van de doorhaling rechtvaardigden. Het College oordeelde echter dat de aanwezigheid van A te gering was en dat de door appellante geschetste gevolgen van het wegvallen van de verzekeringsportefeuille niet als bijzondere omstandigheden konden worden aangemerkt.
Uiteindelijk heeft het College het beroep van appellante ongegrond verklaard en het besluit van verweerder tot doorhaling van de inschrijving gehandhaafd. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Hagen, met mr. M.J. van den Broek-Prins als griffier, op 4 juni 2002.