ECLI:NL:CBB:2002:AE6026

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/1018
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • D. Roemers
  • M.A. van der Ham
  • W.E. Doolaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake wijziging dienstregeling openbaar vervoer

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 juni 2002 uitspraak gedaan in het geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar (appellant) en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (verweerder). Het geschil betreft de wijziging van de dienstregeling van diverse buslijnen, specifiek lijn 67 van ConneXXion, die per 10 juni 2001 werd opgeheven. Appellant heeft op 17 december 2001 een beroepschrift ingediend tegen het besluit van verweerder, dat op 5 november 2001 was verzonden, waarin de bezwaren van appellant tegen de wijziging ongegrond werden verklaard. Tijdens de procedure heeft ConneXXion zich als partij aan het geding toegevoegd.

De procedure omvatte een zitting op 29 mei 2002, waar partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het College heeft vastgesteld dat appellant geen bezwaar heeft gemaakt tegen de concessieverlening aan ConneXXion voor het concessiegebied Rijn- en Bollenstreek/Midden-Holland, die per 1 januari 2002 inging. Hierdoor is de periode waarin de gewraakte dienstregeling gold, verstreken. Het College heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat appellant geen processueel belang meer heeft bij zijn beroep, aangezien hij geen schadevergoeding heeft gevorderd en zijn schade niet onderbouwd heeft.

Het College heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder termen voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van een actueel processueel belang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor appellanten om hun schade en belangen adequaat te onderbouwen.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 01/1018 19 juni 2002
14860 Wet personenvervoer
Dienstregeling
Uitspraak in de zaak van:
Het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar, appellant,
gemachtigde: ing. R. Goddijn, werkzaam bij de gemeente Wassenaar,
tegen
Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, te 's-Gravenhage, verweerder,
gemachtigde: ir G. Dankelman, werkzaam bij de provincie Zuid-Holland,
waaraan als partij deelneemt: Connexxion Openbaar Vervoer N.V., (hierna: conneXXion) te Rotterdam,
gemachtigde: ing. W.M. Terra.
1. De procedure
Op 17 december 2001 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder, verzonden op 5 november 2001.
Bij dit besluit heeft verweerder de bezwaren van appellant tegen zijn eerder besluit van 15 mei 2001, nummer EV/Zh.OV.0101, inzake de vaststelling van de wijziging van de dienstregeling van diverse buslijnen met ingang van 10 juni 2001 van ZWN Openbaar Vervoer NV en conneXXion Openbaar Vervoer NV, ongegrond verklaard.
Op 11 februari 2002 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij schrijven van 28 februari 2002 heeft conneXXion het College medegedeeld als partij aan het geding te zullen mededelen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaats gevonden op 29 mei 2002, alwaar partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunt nader hebben toegelicht.
2. De grondslag van het geschil
Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij besluit van 15 mei 2001, dat is bekendgemaakt op 17 mei 2001 heeft verweerder de geldende dienstregeling van onder meer lijn 67 van ConneXXion met ingang van 10 juni 2001 gewijzigd vastgesteld, waarbij lijn 67 werd opgeheven.
- Op 27 juni 2001 heeft appellant bij bezwaarschrift bezwaar gemaakt tegen het besluit betreffende deze opheffing.
- Op 23 augustus 2001 is appellant terzake van zijn bezwaar gehoord.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen dat is verzonden op 5 november 2001.
- Op 27 november 2001 is voor het concessiegebied Rijn- en Bollenstreek/Midden- Holland aan conneXXion concessie verleend per 1 januari 2002. Appellant heeft tegen deze concessieverlening geen bezwaar gemaakt.
3. Het bestreden besluit en het standpunt van appellant
Om redenen die hierna zullen blijken ziet het College er van af het bestreden besluit en het standpunt van appellant weer te geven.
4. De ontvankelijkheid van het beroep
Op grond van het bepaalde in artikel 118 van de Wet personenvervoer 2000 is de periode waarin de gewraakte dienstregeling, zoals gewijzigd, gold per 1 januari 2002 verstreken. Naar appellant ter zitting heeft medegedeeld heeft hij niet op enigerlei wijze tegen de concessieverlening voor het gebied Rijn- en Bollenstreek/Midden Holland bezwaar gemaakt.
Gelet hierop zal het College allereerst de vraag behandelen of appellant thans nog een processueel belang heeft bij zijn beroep heeft.
Appellant heeft zijn bezwaar niet staande gehouden ter gelegenheid van de concessie-verlening; zijn processueel belang kan alleen nog zijn gelegen in toekenning van schadevergoeding.
Appellant heeft in beroep geen schadevergoeding gevorderd. Weliswaar kan uit de door appellant overgelegde stukken en zijn betoog ter zitting worden afgeleid dat appellant meent van het bestreden besluit enige schade te hebben ondervonden doordat door hem gepleegde investeringen in halteplaatsen en abri's niet meer het beoogde nut hebben, maar appellant heeft deze schade op geen enkele wijze begroot en onderbouwd. Aldus heeft appellant te weinig gesteld om voor vergoeding van schade in aanmerking te kunnen komen, indien hij dit al zou wensen.
Gelet hierop is derhalve niet gebleken dat appellant nog enig rechtens te honoreren belang heeft bij een uitspraak over de wijziging van de verstreken dienstregeling. Het beroep dient hierom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. De beslissing
Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr D. Roemers, mr M.A. van der Ham en mr W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2002.
w.g. D. Roemers w.g. Th.J. van Gessel