6. De beoordeling van het geschil
Het College stelt allereerst vast dat het bestreden besluit is genomen door het college van burgemeester en wethouders, terwijl ingevolge artikel 30b van de Wet de burgemeester het tot verlening van een aanwezigheidsvergunning bevoegde orgaan is. Bijgevolg was ook de burgemeester bevoegd om op het ingediende bezwaar te beslissen.
Aan het verzoek om het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Awb in stand te laten, dient voorbij te worden gegaan. Het onbevoegd nemen van een besluit kan immers niet worden aangemerkt als een schending van een vormvoorschrift, als in die bepaling bedoeld.
Voorts kan de brief van 14 januari 2001, waarmee naar verweerder stelt de burgemeester het onbevoegd genomen besluit alsnog voor zijn rekening heeft genomen, reeds gelet op de hiervoor in rubriek 2.1 weergegeven inhoud niet worden aangemerkt als een alsnog door het juiste orgaan genomen besluit. Het College merkt in dit verband voorts op dat bij deze brief het onbevoegd genomen besluit niet is ingetrokken.
De conclusie moet derhalve zijn dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen en dat het beroep reeds op deze grond gegrond moet worden verklaard. Het bestreden besluit wordt dan ook vernietigd. Nu het in het onderhavige geval gaat om een aanwezigheidsvergunning voor het jaar 2001, is mede gelet op na te melden overwegingen een opdracht tot het alsnog bevoegdelijk beslissen op het bezwaar van appellante thans zinledig.
Wel ziet het College, gelet op de schriftelijk en mondeling door partijen naar voren gebrachte standpunten, die zijn toegespitst op de vraag of de inrichting van appellante al dan niet als hoogdrempelig moet worden aangemerkt, en het daartoe strekkende verzoek van partijen aanleiding tot de volgende overwegingen ten overvloede.
Blijkens de door appellante ter gelegenheid van de hoorzitting in bezwaar overgelegde menukaart worden in haar inrichting in het kader van plate service weliswaar driecomponentenmaaltijden geserveerd, doch tevens belegde broodjes, tosti's, uitsmijters, omeletten, shoarma, salades en pannenkoeken. Met een dergelijk aanbod van zogenoemde kleine etenswaren, in combinatie met de ligging van de onderhavige inrichting, wordt naar het oordeel van het College een zelfstandige stroom van bezoekers bereikt.
De conclusie kan dan ook geen andere zijn dan dat in de inrichting van appellante het restaurantbezoek niet op zich zelf staat, zodat de inrichting gelet op artikel 30, aanhef en onder d, ten 1e , niet als hoogdrempelig kan worden gekwalificeerd.
Anders dan appellante kennelijk meent, doet hieraan niet af dat met de "kleine kaart" - naar zij stelt - slechts een gering gedeelte (17 à 18 %) van haar omzet wordt gegenereerd. Ten onrechte leidt appellante uit de ter zitting namens haar genoemde jurisprudentie van (de Voorzitter van) het College af dat een specifiek omzetpercentage, dat wordt behaald met andere dan "hoogdrempelige" activiteiten, op zich zelf bepalend zou zijn.
Met betrekking tot het beroep op het vertrouwensbeginsel merkt het College allereerst op dat voor het bij het bestreden besluit overgenomen standpunt van de commissie, dat sprake zou zijn van formele rechtskracht van - fictieve - weigeringen om aan appellante over de voorafgaande jaren een aanwezigheidsvergunning te verlenen, in de Algemene wet bestuursrecht geen aanknopingspunten te vinden zijn.
Voorts wijst het College er op dat het tot de wijziging van de Wet per 1 juni 2000 aan gemeentelijk beleid was overgelaten om in laagdrempelige inrichtingen al dan niet kansspelautomaten toe te staan. Ingevolge artikel 30c, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet, zoals dit thans luidt, is het niet mogelijk vergunning te verlenen voor kansspel-automaten in laagdrempelige inrichtingen en is de burgemeester derhalve gehouden een daartoe strekkende aanvraag te weigeren.
Bij een eventuele nieuwe aanvraag zal appellante het door haar ter zitting geadstrueerde beroep op het gelijkheidsbeginsel nader kunnen onderbouwen, opdat de burgemeester kan beoordelen of inderdaad sprake is van rechtens vergelijkbare gevallen die ongelijk zijn beoordeeld.
Het College ziet nu het beroep gegrond is aanleiding voor nevenbeslissingen als hierna te melden.