ECLI:NL:CBB:2002:AE7054
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- R.R. Winter
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening en kostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoeker, A, een voorlopige voorziening aangevraagd bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, nadat de Minister van Justitie op 17 september 2001 had besloten om geen verklaringen van geen bezwaar af te geven voor de oprichting van twee rechtspersonen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en, na een hoorzitting, beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar. Op 15 maart 2002 heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, waarin hij vroeg om een beslissing op het bezwaarschrift voor 25 maart 2002, met een dwangsom van € 5000 per dag bij niet-nakoming. De Minister heeft uiteindelijk op 21 maart 2002 alsnog de gevraagde verklaringen afgegeven, waarna verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken.
Verzoeker heeft echter verzocht om een kostenveroordeling, omdat hij van mening was dat het indienen van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd was gezien de omstandigheden en eerdere toezeggingen van de Minister die niet waren nagekomen. De Minister betwistte de redelijkheid van de gemaakte kosten en stelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet nodig was geweest, omdat de beslissing op het bezwaar binnen een korte termijn zou worden genomen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening niet als nodeloos kon worden beschouwd, gezien de eerdere toezeggingen van de Minister. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om kostenveroordeling toegewezen en de Minister veroordeeld tot betaling van € 80,50 aan proceskosten, alsook tot terugbetaling van het griffierecht aan verzoeker. De uitspraak werd gedaan op 27 augustus 2002.