ECLI:NL:CBB:2003:AF6801
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- C.M. Wolters
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag S&O-verklaring wegens te late indiening
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 februari 2003 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellante A en de Minister van Economische Zaken. Appellante had een aanvraag ingediend voor een S&O-verklaring, maar deze aanvraag was te laat ingediend, namelijk op 5 december 2001, terwijl de deadline op 3 december 2001 lag. De aanvraag betrof speur- en ontwikkelingswerk voor het kalenderjaar 2002. De Minister had de aanvraag afgewezen op basis van artikel 24, derde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA), dat bepaalt dat een aanvraag uiterlijk vier weken voor de aanvang van het kalenderhalfjaar moet worden ingediend.
De procedure begon op 28 maart 2002 met de ontvangst van het beroepschrift door het College. De Minister had op 12 maart 2002 een besluit genomen op het bezwaar van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag. Tijdens de zitting op 17 januari 2003 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Appellante voerde aan dat een samenloop van omstandigheden, waaronder een overname van het bedrijf en een gewijzigde interne postverzorging, de vertraging had veroorzaakt.
Het College oordeelde dat de aanvraag niet tijdig was ingediend en dat de omstandigheden die appellante aanvoerde niet als 'zeer bijzonder' konden worden aangemerkt. De Minister had terecht besloten om de aanvraag niet verder te behandelen. Het College verklaarde het beroep van appellante ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van termijnen in bestuursrechtelijke procedures en de strikte interpretatie van de wetgeving met betrekking tot S&O-verklaringen.