ECLI:NL:CBB:2003:AF6865

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/1267
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • C.M. Wolters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Minister van Landbouw inzake EG-steunverlening akkerbouwgewassen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 maart 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A, een akkerbouwer, en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Appellant had op 3 mei 2001 een aanvraag ingediend voor steun op basis van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen. Bij deze aanvraag had hij per abuis een onjuiste bijdragecode ingevuld voor enkele percelen, wat leidde tot een beslissing van de Minister dat zijn aanvraag niet had geleid tot het toekennen van akkerbouwsubsidie. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het bezwaar werd afgewezen omdat de Minister van mening was dat er geen sprake was van een duidelijke fout in de aanvraag.

De procedure begon op 18 juni 2002 met de indiening van het beroepschrift door appellant. Tijdens de zitting op 31 januari 2003 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij benadrukte dat de gemaakte fout grote financiële gevolgen had. Het College heeft de argumenten van appellant overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de aanvraag geen ongerijmdheden bevatte en dat de Minister terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van een klaarblijkelijke fout.

Het College heeft vastgesteld dat de aanvraag van appellant niet in strijd was met de regels en dat het aan de aanvrager is om te bepalen welke percelen voor subsidie in aanmerking komen. De beslissing van de Minister werd daarom gehandhaafd en het beroep van appellant werd ongegrond verklaard. Het College achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het indienen van aanvragen voor subsidies en de gevolgen van administratieve fouten.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(zesde enkelvoudige kamer)
No. AWB 02/1267 14 maart 2003
5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder,
gemachtigde: mr. B.T. Goerdat, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Op 18 juni 2002 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 6 mei 2002, dat werd verzonden op 14 mei 2002.
Bij dat besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar dat appellant heeft gemaakt tegen verweerders beslissing op appellants aanvraag om steun ingevolge de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling).
Verweerder heeft op 5 juli 2002 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2003. Bij die gelegenheid hebben partijen, appellant in persoon en verweerder bij monde van zijn gemachtigde, hun standpunten nader toegelicht. Aan de zijde van appellant was voorts aanwezig zijn echtgenote, C.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Bij Verordening (EEG) nr. 3887/92, zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 229/95, was ten tijde hier van belang onder meer het volgende bepaald:
"Artikel 4
(…)
2. a) De steunaanvraag "oppervlakten" mag na de uiterste datum voor de indiening ervan worden gewijzigd op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten de wijzigingen uiterlijk op de data als bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad ontvangen.
(…)
Artikel 5 bis
Onverminderd de voorschriften van de artikelen 4 en 5 kan een steunaanvraag, in geval van een door de bevoegde instantie erkende klaarblijkelijke fout, na de indiening op elk moment worden aangepast."
In de Regeling was ten tijde hier van belang het volgende bepaald:
"Artikel 9
1. (…)
2. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten na 31 mei worden gewijzigd:
a. ingeval van een duidelijke fout;
(…)"
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Op 3 mei 2001 heeft appellant bij verweerders uitvoeringsdienst Laser een formulier aanvraag oppervlakten, opgave 2001, ingediend. Met betrekking tot de met wintertarwe ingezaaide percelen met de volgnummers 14, 15 en 16 met een totale oppervlakte van 9.30 ha. heeft appellant de bijdragecode 999 (geen bijdrage) opgegeven. Daarnaast heeft appellant voor een aantal andere percelen eveneens geen bijdrage gevraagd. De overige op zijn aanvraag vermelde percelen heeft appellant als voederareaal opgegeven. Bij vraag 4 van het aanvraagformulier (rubriek aanvraag akkerbouwsubsidie) heeft appellant aangegeven geen akkerbouwsubsidie voor meer dan 92 ton te willen aanvragen. Bij vraag 5 (rubriek opgave voederareaal) heeft appellant aangegeven dat hij in 2002 subsidie zal aanvragen voor mannelijke runderen en/of zoogkoeien.
- Bij brief van 5 juni 2001 heeft Laser appellant meegedeeld dat ambtshalve enige wijzigingen betreffende perceelsnummers en zaai- en pootdata in de aanvraag van appellant zijn aangebracht. Appellant heeft niet meegedeeld dat deze wijzigingen naar zijn mening onjuist waren.
- Bij beslissing van 19 november 2001 heeft verweerder appellant meegedeeld dat naar aanleiding van zijn aanvraag oppervlakten voor hem 37.28 ha. voederareaal werd geregistreerd. Tevens is hem hierbij meegedeeld dat zijn aanvraag niet heeft geleid tot het toekennen van akkerbouwsubsidie, omdat door hem hiervoor geen percelen zijn opgegeven.
- Op 4 december 2001 heeft appellant een bezwaarschrift ingediend. Hij geeft hierin aan dat door hem bij de percelen 14,15 en 16 per abuis een onjuiste bijdragecode werd ingevuld. Hij had bijdragecode 840 (akkerbouwsteun) willen invullen in plaats van de code 999 ( geen bijdrage). Hij verzoekt voor deze percelen alsnog akkerbouwsteun toe te kennen.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Het bestreden besluit houdt - samengevat - het volgende in.
Artikel 9, tweede lid, aanhef en sub a van de Regeling bepaalt dat de aanvraag oppervlakten na 31 mei slechts kan worden gewijzigd in het geval van een duidelijke fout. Appellant heeft pas in zijn op 4 december 2001 door verweerder ontvangen bezwaarschrift verzocht om de bijdragecode voor de percelen 14, 15 en 16 te wijzigen.
Er is sprake van een duidelijke fout indien redelijkerwijs is uitgesloten dat ten tijde van de aanvraag de opgave van appellant niet conform zijn bedoeling was. Objectief moet derhalve vast staan dat de destijds gedane opgave kennelijk fout was.
Blijkens het werkdocument van de Europese Commissie van 18 januari 1999 is sprake van een duidelijke vergissing, indien een tegenstrijdigheid in de aanvraag zit die wijst op een vergissing.
Van een dergelijke tegenstrijdigheid is hier evenwel geen sprake. Het is mogelijk voor tarwepercelen geen bijdrage aan te vragen. Het staat een aanvrager vrij voor een perceel waarvoor hij in beginsel subsidie kan krijgen om hem moverende redenen toch geen subsidie aan te vragen. Daarnaast is de aanvraag, zoals ook blijkt uit de invulling van de controlevragen 4 en 5a van het aanvraagformulier, niet onlogisch of inconsequent ingevuld.
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
Dat een fout werd gemaakt bij het invullen van de aanvraag oppervlakten wordt niet ontkend. Dat is echter menselijk. Deze fout heeft echter wel erg grote financiële gevolgen. Daarenboven is er geen sprake van dat op de bewuste percelen iets anders dan wintertarwe heeft gestaan. Bovendien werd in de voorgaande jaren wel akkerbouwsubsidie gevraagd en toegekend. Laser heeft bij controle ook niet gezien dat er sprake was van een foutieve invulling.
5. De beoordeling van het geschil
Het College stelt voorop dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt stelt dat slechts aan het bezwaar van appellant tegemoet zou kunnen worden gekomen indien zou moeten worden geoordeeld dat door appellant bij zijn aanvraag oppervlakten een klaarblijkelijke fout is gemaakt. Immers alleen in dat geval is het blijkens artikel 5bis van Verordening (EEG) nr. 3887/92 ook na afloop van de uiterste indieningsdatum van een aanvraag mogelijk die aanvraag te wijzigen.
Zoals het College reeds eerder heeft overwogen, is slechts sprake van een klaarblijkelijke fout indien objectief vaststaat dat de aanvankelijke opgave kennelijk fout was. Dit is het geval wanneer uit de aanvraag oppervlakten zelf blijkt dat de gedane opgave niet juist kan zijn.
Verweerder heeft zich in het onderhavige geval terecht op het standpunt gesteld dat de aanvraag geen ongerijmdheden bevat. Het staat een producent vrij om om hem moverende redenen een of meer percelen niet voor subsidie in aanmerking te brengen of minder subsidie te vragen dan mogelijk zou zijn. Het is niet de taak van verweerder zich in de motieven van de aanvrager te verdiepen of te beoordelen, of een aanvrager door wijziging van de aanvraag niet een hoger bedrag aan steun zou kunnen verwerven. Evenmin is verweerder gehouden om voor de bepaling of sprake is van een duidelijke fout de betreffende aanvraag te toetsen met behulp van aanvragen uit voorgaande jaren.
Gelet op het vorenstaande kan niet geoordeeld worden, dat verweerder gehouden was anders te beslissen dan hij gedaan heeft. Het beroep moet daarom ongegrond worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2003.
w.g. C.M. Wolters w.g. F.W. du Marchie Sarvaas