ECLI:NL:CBB:2003:AF6866

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/576
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • C.M. Wolters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij inzake EG-steunverlening akkerbouwgewassen

In deze zaak heeft de Maatschap A, gevestigd te B, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, dat op 21 februari 2002 werd genomen en op 25 februari 2002 werd verzonden. Dit besluit betrof de weigering van steun op basis van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen. De appellante had op 10 mei 2001 een aanvraag ingediend voor steun voor verschillende percelen, maar had geen percelen opgegeven die in aanmerking kwamen voor akkerbouwsteun. Na een aantal correspondenties met de uitvoeringsdienst Laser, waarin appellante werd gewezen op tegenstrijdigheden in haar aanvraag, heeft de Minister uiteindelijk het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.

De procedure begon met de ontvangst van het beroepschrift op 5 april 2002. Tijdens de zitting op 31 januari 2003 was de Minister vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl appellante niet ter zitting verscheen. De Minister had in zijn besluit van 23 november 2001 meegedeeld dat appellante geen akkerbouwsubsidie zou ontvangen, omdat er geen percelen waren opgegeven die hiervoor in aanmerking kwamen. Appellante voerde aan dat de communicatie van Laser verwarrend was en dat zij niet op de hoogte was van de innerlijke tegenstrijdigheid in haar aanvraag.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de Minister op goede gronden had besloten. Het College stelde vast dat de aanvraag van appellante inderdaad een tegenstrijdigheid bevatte en dat de Minister haar daarover voldoende had geïnformeerd. Het College concludeerde dat er geen sprake was van een klaarblijkelijke fout in de aanvraag die wijziging mogelijk maakte na de uiterste indieningsdatum. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en het College achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(zesde enkelvoudige kamer)
No. AWB 02/576 14 maart 2003
5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Uitspraak in de zaak van:
Maatschap A, te B, appellante,
gemachtigde: H. Spitzen, werkzaam bij Hof en van Zwol Accountants, te Wolvega,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder,
gemachtigde: mr. B.T. Goerdat, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Op 5 april 2002 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 21 februari 2002, dat op 25 februari 2002 werd verzonden.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen verweerders weigering steun te verlenen ingevolge de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling).
Verweerder heeft op 4 juli 2002 een verweerschrift ingediend.
Op 31 januari 2003 heeft het onderzoek te zitting plaatsgevonden, waarbij verweerder zijn standpunt bij monde van zijn gemachtigde heeft toegelicht. Aan de zijde van appellante is niemand ter zitting verschenen.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Bij Verordening (EEG) nr. 3887/92, zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 229/95, was ten tijde hier van belang onder meer het volgende bepaald:
"Artikel 4
(…)
2. a) De steunaanvraag "oppervlakten" mag na de uiterste datum voor de indiening ervan worden gewijzigd op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten de wijzigingen uiterlijk op de data als bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad ontvangen.
(…)
Artikel 5 bis
Onverminderd de voorschriften van de artikelen 4 en 5 kan een steunaanvraag, in geval van een door de bevoegde instantie erkende klaarblijkelijke fout, na de indiening op elk moment worden aangepast."
In de Regeling was ten tijde hier van belang het volgende bepaald:
"Artikel 9
1. (…)
2. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten na 31 mei worden gewijzigd:
a. ingeval van een duidelijke fout;
(…)"
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante heeft op 10 mei 2001 een aanvraag oppervlakten 2001 ingediend bij verweerders uitvoeringsdienst Laser (hierna: Laser). Bij deze aanvraag heeft zij 5 percelen snijmaïs opgegeven met bijdragecode 805 (voederareaal), 1 perceel tijdelijk grasland met bijdragecode 800 (voederareaal) en 15 percelen grasland, met wederom bijdragecode 800. Door haar werden geen percelen met een bijdragecode voor akkerbouwsteun opgegeven.
- Bij rubriek 5a van het aanvraagformulier heeft appellante bij de vraag "vraagt u in 2001 subsidie aan voor mannelijke runderen en/ of zoogkoeien?" het antwoord "nee" aangekruist.
- Bij een op 13 augustus 2001 verzonden brief heeft Laser appellante onder meer het volgende meegedeeld.
"Tijdens de controle van uw aanvraag oppervlakten/gebruik gewaspercelen opgave 2001 is een mogelijke tegenstrijdigheid in uw opgave geconstateerd. Het betreft onderdeel 5a op het aanvraagformulier in combinatie met de bijdragecodes die u heeft opgegeven in onderdeel 6.
Indien u vraag 5a met nee heeft beantwoord of deze vraag in zijn geheel niet heeft beantwoord en u heeft bij onderdeel 6 uw percelen opgegeven met bijdragecode 800 en/of 805 betekent dit dat u voor deze percelen niet in aanmerking komt voor de droogsteun en/of akkerbouwsubsidie.
Ik verzoek u uw aanvraag op deze punten te controleren. Wanneer u van mening bent dat een wijziging dient plaats te vinden in uw aanvraag, dan wordt u verzocht dit binnen 14 dagen na dagtekening van dit bericht schriftelijk kenbaar te maken."
- Op pagina 2 van deze brief heeft Laser verder meegedeeld dat het perceelsnummer bij alle volgnummers niet correct is ingevuld. Vervolgens heeft Laser op pagina 2 van deze brief nog het volgende vermeld.
"Kolom bijdragecode
(zie ook attentiebrief) Als u geen subsidie aanvraagt voor mannelijke runderen en/of zoogkoeien kunt u beter 845 als bijdragecode bij snijmaïs opgeven. 845 is de code voor akkerbouwsteun."
- Tenslotte heeft Laser nog meegedeeld dat de zaai - of pootdatum bij enige volgnummers niet is ingevuld.
- Op 27 augustus 2001 heeft Laser het formulier aanvraag oppervlakten van appellante retour ontvangen. Appellante heeft daarop enige wijzigingen van perceelsnummers aangebracht en een aantal geschatte zaai- of pootdata vermeld.
- Bij een op 21 september 2001 verzonden brief heeft Laser het volgende aan appellante meegedeeld.
"Tijdens de controle van uw aanvraag zijn onvolkomenheden geconstateerd. Gezien de aard van deze onvolkomenheden zijn op mijn initiatief wijzigingen, voorzien van een paraaf en een datum , op uw originele formulier (….) aangebracht. (…) de wijzigingen hebben betrekking op de volgende onderdelen:
Aanvraagformulier:
. perceelsnummers van alle percelen 1 t/m 21.
. U vraagt in uw aanvraag geen maïspremie aan!!
Deze wijzigingen kunt u terugvinden op de kleurencopie van uw aanvraag die bij deze brief is gevoegd. Als u van mening bent dat de door mij aangebrachte wijzigingen onjuist zijn, dan wordt u verzocht dit binnen 14 dagen na dagtekening van dit bericht schriftelijk kenbaar te maken."
- Bij besluit van 23 november 2001 heeft verweerder meegedeeld dat voor appellante 55.24 ha. voederareaal is geregistreerd en verklaard dat, nu geen percelen zijn opgegeven voor akkerbouwsubsidie, de aanvraag niet leidt tot toekenning van een akkerbouwsubsidie.
- Op 28 november 2001 heeft appellante een bezwaarschrift ingediend. Daarin heeft zijn verzocht voor de 5 maïspercelen de bijdragecode te wijzigen van 805 in 845 en de subsidie voor snijmaïs alsnog toe te kennen.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit en het nader standpunt van verweerder
Bij het bestreden besluit heeft verweerder appellantes bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft hij samengevat als volgt overwogen.
In zijn brief van 13 augustus 2001 heeft Laser appellante er op gewezen dat zich een tegenstrijdigheid bevindt in haar aanvraag. Op 27 augustus 2001 heeft Laser de kleurenkopie van de aanvraag oppervlakten retour ontvangen. Appellante heeft daarop de perceelsnummers aangepast. Door appellante werden daarbij geen wijzigingen in de bijdragecodes aangebracht.
Op grond van artikel 9, tweede lid, aanhef en onder a, van de Regeling kan een aanvraag in afwijking van het eerste lid van deze bepaling na 31 mei van het betreffende jaar nog worden gewijzigd, indien sprake is van een duidelijke fout. Er is sprake van een duidelijke fout indien redelijkerwijs is uitgesloten dat ten tijde van de aanvraag die opgave conform de bedoeling van de indiener was.
De Europese Commissie heeft in een werkdocument van 18 januari 1999 aangegeven, dat onder meer sprake is van een duidelijke vergissing indien een tegenstrijdigheid in de aanvraag daarop wijst.
Omdat appellante in reactie op verweerders brief van 13 augustus 2001 de aanvraag niet had aangepast met betrekking tot de bijdragecodes heeft verweerder appellante bij brief van 21 september 2001 nogmaals gewezen op het feit dat zij geen akkerbouwsteun zou ontvangen. Daarop is van appellante geen reactie ontvangen. Bijgevolg behoefde verweerder geen gerede twijfel meer te hebben omtrent hetgeen appellante met haar aanvraag beoogde.
In het verweerschrift heeft verweerder hier aan toegevoegd dat appellante, die pas in haar beroepschrift heeft aangegeven de brief van 21 september niet te hebben ontvangen, in de brief van 13 augustus voldoende duidelijk is gewezen op de innerlijke tegenstrijdigheid in haar aanvraag. Nu zij van de geboden gelegenheid tot wijziging van de aanvraag geen gebruik maakte om de bijdragecodes te wijzigen, geldt dat, zelfs al zou de brief van 21 september niet zijn ontvangen, verweerder niet verweten kan worden dat hij zich onvoldoende heeft gekweten van zijn taak om appellante te wijzen op de onvolkomenheden in haar aanvraag.
4. Het standpunt van appellante
Appellante heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
In de brief van 13 augustus 2001 geeft Laser reeds aan dat de aanvraag innerlijk tegenstrijdig was. De inhoud van Lasers brief was echter zo verwarrend dat appellante deze zo kon interpreteren dat uitsluitend zaai- en pootdata behoefden te worden aangevuld. Dat is ook gebeurd. Nu de brief van 21 september bij appellante niet bekend is kan slechts worden vastgesteld dat ook na appellantes reactie op de brief van 13 augustus 2001 een innerlijk tegenstrijdige aanvraag bij Laser voorlag. Ook uit de gewijzigde aanvraag kon verweerder slechts opmaken dat er sprake moest zijn van een duidelijke vergissing van appellante, blijkende uit een innerlijk tegenstrijdige aanvraag.
5. De beoordeling van het geschil
Het College stelt voorop dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt stelt dat slechts aan het bezwaar van appellant tegemoet zou kunnen worden gekomen indien zou moeten worden geoordeeld dat door appellante bij haar (gewijzigde) aanvraag oppervlakten een klaarblijkelijke fout is gemaakt. Immers alleen in dat geval is het blijkens artikel 5bis van Verordening (EEG) nr. 3887/92 ook na afloop van de uiterste indieningdatum van een aanvraag mogelijk die aanvraag te wijzigen.
Zoals het College reeds eerder heeft overwogen, is slechts sprake van een klaarblijkelijke fout indien objectief vaststaat dat de opgave kennelijk fout was. Dit is het geval wanneer uit de aanvraag oppervlakten zelf blijkt dat de gedane opgave niet juist kan zijn.
In dit geval heeft verweerder geconstateerd dat de aanvraag een tegenstrijdigheid bevatte en appellante daarop gewezen. Appellante heeft de aanwijzing van verweerder evenwel niet gevolgd en de aanvraag op het hier van belang zijnde punt ongewijzigd retour gezonden. In die omstandigheid kon verweerder zich redelijkerwijs op het standpunt stellen dat appellante - om welke reden dan ook - geen akkerbouwsteun wenste en dat de aanvraag die bedoeling weergaf.
Het College volgt niet het betoog van appellante dat de brief van 13 augustus 2001 verwarrend was. In deze brief is uitdrukkelijk vermeld dat de percelen die zijn opgegeven met de bijdragecode 800 en 805 niet voor akkerbouwsubsidie in aanmerking kunnen worden gebracht en is appellante aangeraden 845 als bijdragecode bij snijmaïs op te geven.
Gelet op het vorenstaande kan - ook als appellante de brief van 21 september inderdaad niet ontvangen zou hebben - niet geoordeeld worden, dat verweerder gehouden was anders te beslissen dan hij gedaan heeft. Het beroep moet daarom ongegrond worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2003.
w.g. C.M. Wolters w.g. F.W. du Marchie Sarvaas