ECLI:NL:CBB:2003:AF9624
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Weigering vergunning taxivervoer op basis van vakbekwaamheidseisen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 mei 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen A, h.o.d.n. B, te C, en de Minister van Verkeer en Waterstaat. A had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot het verrichten van taxivervoer op basis van de Wet personenvervoer 2000. De aanvraag werd echter afgewezen door de Minister, omdat niet voldaan zou zijn aan de eis van vakbekwaamheid. A stelde dat hij zelf vakbekwaam was, maar de Minister oordeelde dat de vakbekwaamheid moest worden aangetoond door een aangewezen vakbekwaam persoon, D, die volgens de verklaring slechts een toezichthoudende rol zou vervullen en niet daadwerkelijk leiding zou geven aan de onderneming.
De procedure begon op 29 oktober 2002 met de indiening van het beroepschrift tegen het besluit van 30 september 2002. Tijdens de zitting op 9 april 2003 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het College concludeerde dat de aanvraag van A niet voldeed aan de vereisten van de Wet personenvervoer 2000, met name de eis van daadwerkelijk en permanent leidinggeven door de vakbekwaam persoon. A voerde aan dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, omdat een andere vennoot van de voormalige VOF Taxi 570 wel de vakbekwaamheid mocht inbrengen. Het College oordeelde echter dat de omstandigheden wezenlijk verschilden en dat de afwijzing van de vergunning terecht was.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de vakbekwaamheidseisen in de Wet personenvervoer 2000 en de noodzaak voor een daadwerkelijke leidinggevende rol binnen taxiondernemingen.