ECLI:NL:CBB:2003:AF9627
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Weigering van EG-verklaring taxivervoer op basis van onvoldoende praktijkervaring
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 mei 2003 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellant A, die een EG-verklaring voor taxivervoer aanvroeg, en de Minister van Verkeer en Waterstaat. Appellant had op 7 oktober 2002 beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister, waarin deze op 2 september 2002 had geweigerd om appellant een verklaring van vakbekwaamheid te verstrekken. De weigering was gebaseerd op het feit dat appellant niet had aangetoond dat hij in de afgelopen vijf jaar belast was geweest met het dagelijks beheer van een taxionderneming met een geldige vergunning.
De procedure begon met de indiening van het beroepschrift door appellant, gevolgd door een verweerschrift van de Minister. Tijdens de zitting op 9 april 2003 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kern van het geschil draaide om de interpretatie van de Wet personenvervoer 2000 en het Besluit personenvervoer 2000, met name de eisen voor het verkrijgen van een vergunning voor taxivervoer.
Appellant stelde dat hij slechts vier weken tekortkwam om aan de vereiste vijf jaar praktijkervaring te voldoen, en dat deze periode gebruikt was voor het afleggen van een psychologisch onderzoek en het volgen van een taxiopleiding. Hij voerde aan dat de trage afhandeling van zijn aanvraag door de Minister hem benadeelde, en dat andere taxichauffeurs zonder vijf jaar ervaring wel een verklaring hadden gekregen. Het College oordeelde echter dat de eisen voor de vergunning strikt moesten worden geïnterpreteerd en dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden. Het College verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.