Uitspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 02/1437 23 mei 2003
5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Uitspraak in de zaak van:
A, te X, appellant,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder,
gemachtigde: mr. J. Teigeler, werkzaam bij LASER.
1. De procedure
Op 24 juli 2002 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 3 juni 2002.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen een besluit van 1 december 2001, genomen op grond van de EG-Regeling steunverlening akkerbouwgewassen.
Verweerder heeft op 3 oktober 2002 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2003, waarbij verweerder bij monde van zijn gemachtigde zijn standpunt heeft toegelicht. Appellant is niet verschenen.
2. De grondslag van het geschil
2.1 In Verordening (EEG) nr. 3887/92, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) 2801/1999, is onder meer het volgende bepaald:
''Artikel 4
(…)
2.a. De steunaanvraag 'oppervlakten' mag na de uiterste datum voor de indiening ervan worden gewijzigd op voorwaarde dat de bevoegde instantie de wijzigingen uiterlijk op de voor het inzaaien of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad vastgestelde datum ontvangt (…)
(…)
Artikel 5 ter
Onverminderd de artikelen 4, 5 en 5 bis, mag een steunaanvraag, in geval van een door de bevoegde instantie erkende manifeste fout, na de indiening op elk moment worden aangepast.
Artikel 9
1. (…)
2. Wanneer wordt vastgesteld dat de in de steunaanvraag ''oppervlakten'' aangegeven oppervlakte groter is dan de geconstateerde oppervlakte, wordt het steunbedrag berekend op basis van de bij de controle feitelijk geconstateerde oppervlakte. Behoudens overmacht wordt de feitelijk geconstateerde oppervlakte echter verlaagd met: tweemaal het vastgestelde verschil wanneer dit groter dan 3% van de geconstateerde oppervlakte of dan 2 hectare en niet groter dan 20 % van de geconstateerde oppervlakte.''
Bij Verordening (EG) nr. 2419/2001 inwerking getreden met ingang van 13 december 2001, is het volgende bepaald:
''Artikel 53
1. Verordening (EEG) nr. 3887/92 wordt ingetrokken. Zij blijft evenwel van toepassing op steunaanvragen voor verkoopseizoenen of premieperioden die beginnen vóór 1 januari 2002.
Bij de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling), zoals deze regeling luidde onder vigeur van Verordening (EEG) nr. 3887/92, is voorzover hier van belang het volgende bepaald:
"Artikel 3
Aan producenten van akkerbouwgewassen die een aanvraag oppervlakten indienen wordt door de minister jaarlijks ter zake van met akkerbouwgewassen ingezaaide oppervlakten of braakgelegde oppervlakten overeenkomstig de raadsverordening, verordening 3508/92, verordening 3887/92, verordening 2316/1999, verordening 2461/1999, deze regeling en het overeenkomstig artikel 3 van de raadsverordening opgestelde regioplan, subsidie verstrekt.
(…)
Artikel 6
1. Om voor een subsidie in aanmerking te komen dient de producent bij LASER een aanvraag oppervlakten in.
2. Een aanvraag oppervlakten heeft betrekking op alle percelen die behoren tot het bedrijf van de producent.
Artikel 9
1. Na sluiting van de aanvraagperiode doch uiterlijk op 31 mei voorafgaand aan het betrokken verkoopseizoen kan de aanvraag oppervlakten worden gewijzigd in de gevallen bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a, van verordening 3887/92.
2. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten na 31 mei worden gewijzigd:
a. in geval van een duidelijke fout;
b. voorzover de wijziging betrekking heeft op een vermindering van de aangegeven oppervlakte mits LASER van deze wijziging schriftelijk in kennis is gesteld alvorens de producent ter zake van de betrokken percelen enige mededeling is gedaan over de resultaten van een administratieve controle dan wel over het uitvoeren van een fysieke controle van het bedrijf van de producent."
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Op 15 mei 2001 heeft appellant een aanvraag oppervlakten 2001 ingediend ter verkrijging van een bijdrage als voorzien in de Regeling. In de aanvraag heeft appellant onder meer maïspercelen opgegeven, waaronder een perceel met perceelsnummer 3 met een beteelde oppervlakte van 7,10 ha. Voor dit perceel is als bijdragecode 999 (geen bijdrage) vermeld.
- Bij brief van 7 november 2001, door verweerder ontvangen op 9 november 2001, heeft appellant bij verweerder een verzoek ingediend om de bijdragecode opgegeven bij voornoemd perceel te wijzigen van 999 (geen bijdrage) in 845 (akkerbouwbijdrage).
- Bij besluit van 1 december 2001 heeft verweerder de aan appellant op grond van zijn aanvraag toe te kennen akkerbouwsubsidie vastgesteld op fl. 4553,80.
- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 7 januari een bezwaarschrift ingediend, waarbij appellant heeft aangegeven met betrekking tot het hiervoor genoemd perceel een vergissing te hebben gemaakt door een verkeerde bijdragecode in te vullen.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Het bestreden besluit houdt onder meer het volgende in.
''Artikel 9, tweede lid, aanhef en sub a van de Regeling bepaalt dat de Aanvraag oppervlakten in afwijking van het eerste lid na 31 mei kan worden gewijzigd in het geval van een duidelijke fout.
Over de mogelijkheid tot het wijzigen van de bijdragecode merk ik het volgende op. Bij brief van 9 november 2001 heeft u de correctie van de bijdragecode 999 (geen bijdrage) naar de bijdragecode 845 (akkerbouwbijdrage) bij het volgnummer 3 ter verwerking aangeboden. Dit is na 31 mei 2001. Derhalve moet worden beoordeeld of er sprake is van een duidelijke fout.
Als producent bent u verantwoordelijk voor het juist invullen van uw eigen aanvraag. De gevolgen van een onjuiste opgae dienen in beginsel voor uw rekening te blijven, behalve in het geval er sprake is van een duidelijke fout. Er is sprake van een duidelijke fout, indien redelijkerwijs is uitgesloten dat ten tijde van de aanvraag die opgave conform uw bedoeling was. Objectief moet derhalve vast staan dat de destijds gedane opgave kennelijk fout was.
Blijkens het werkdocument van de Europese Commissie van 18 januari 1999 is sprake van een duidelijke vergissing, indien er een tegenstrijdigheid in de aanvraag zit die wijst op een vergissing.
Ik ben van mening dat in uw geval geen sprake is van een duidelijke fout. U heeft op het aanvraagformulier perceel 3 ingevuld met gewascode 259 en bijdragecode 999. Dit is een toegestane combinatie tussen de gewas- en bijdragecode. Uw aanvraag is als zodanig niet onlogisch en inconsequent ingevuld. Het staat de aanvrager vrij om voor een perceel - waar mogelijk - al dan niet een subsidie aan te vragen. LASER behoefde derhalve geen twijfel te hebben met hetgeen u met uw aanvraag beoogde.''
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep onder meer het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
Het betreffende perceel voldoet aan de eisen die gesteld zijn aan het verkrijgen van volledige maïspremie en er is maïs op het perceel verbouwd. Tevens blijft de totale aangevraagde oppervlakte maïs mét de oppervlakte van desbetreffend perceel van 7,10 ha binnen de grens van 13,81 ha maïs, die bepalend is of verplicht tot braaklegging moet worden overgegaan.
De gewascode 259 (maïs) en bijdrage code 999 (geen bijdrage), die opgegeven zijn bij desbetreffend perceel, is inderdaad een toegestane combinatie. Echter, deze combinatie zal alleen gebruikt worden als er voor meer dan 13, 81 ha wordt aangevraagd, nu vanaf deze oppervlakte een verplichting geldt tot braaklegging en derhalve geen akkerbouwpremie meer kan worden aangevraagd. Het is onwaarschijnlijk dat appellant met het invullen van de aanvraag een subsidie van € 3000 laat lopen, terwijl er nog ruimte is om een perceel van 7,20 ha op te geven voor akkerbouwpremie.
5. De beoordeling van het geschil
Het College stelt voorop dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt stelt dat slechts aan het bezwaar van appellant tegemoet zou kunnen worden gekomen indien zou moeten worden geoordeeld dat door appellant bij zijn aanvraag oppervlakten een klaarblijkelijke fout is gemaakt. Immers alleen in dat geval is het blijkens artikel 5ter van Verordening (EEG) nr. 3887/92 juncto artikel 9, tweede lid, van de Regeling, ook na afloop van de uiterste indieningsdatum van een aanvraag mogelijk die aanvraag te wijzigen.
Zoals het College reeds eerder heeft overwogen, is slechts sprake van een klaarblijkelijke fout indien objectief vaststaat dat de aanvankelijke opgave kennelijk fout was. Dit is het geval wanneer uit de aanvraag oppervlakten zelf blijkt dat de gedane opgave niet juist kan zijn.
Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt, zitten er geen tegenstrijdigheden in appellants aanvraag, nu de gewascode 259 (maïs) en bijdragecode 999 (geen bijdrage) een toegestane combinatie is. Het betoog van appellant dat, gezien de opgegeven maïspercelen, meer subsidie aangevraagd had kunnen worden slaagt niet. Immers, het is niet de taak van verweerder zich in de motieven van de aanvrager te verdiepen of te beoordelen of een aanvrager door wijziging van de aanvraag niet een hoger bedrag aan steun zou kunnen verwerven. Appellant is en blijft zelf verantwoordelijk voor het juist invullen van de aanvraag oppervlakten. Een onjuiste opgave van de bijdragecode dient dan ook voor rekening en risico van appellant te blijven.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard in tegenwoordigheid van mr. M.H. Vazquez Muñoz, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2003.
w.g. W.E. Doolaard w.g. M.H. Vazquez Muñoz