ECLI:NL:CBB:2003:AH8797

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/632
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Roemers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake verdachtverklaring en ruiming van pluimvee

Op 8 juni 2003 heeft verzoekster, A, te B, de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven verzocht om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot de besluiten tot verdachtverklaring en tot ruiming van het zich op haar perceel bevindende pluimvee. De verzoekster heeft haar verzoek ingediend via een faxbericht. Het College heeft op 10 juni 2003 aan de gemachtigde van verzoekster bevestigd dat de verzoeken om voorlopige voorziening, waaronder die van verzoekster, nog diezelfde dag zouden worden behandeld.

De ontvankelijkheid van het verzoek werd echter in twijfel getrokken. Volgens artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient van de verzoeker een griffierecht te worden geheven, dat binnen twee weken na het verzoek moet worden voldaan. Het griffierecht voor deze procedure bedroeg EUR 116,--. Het College heeft vastgesteld dat de contante betaling van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden en er zijn geen gronden aangetoond die redelijkerwijs kunnen leiden tot het oordeel dat verzoekster niet in verzuim is geweest.

Op basis van deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Roemers, in tegenwoordigheid van mr. W.F. Claessens als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 16 juni 2003. De beslissing is genomen met toepassing van de relevante artikelen van de Awb en de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Enkelvoudige kamer voor spoedeisende zaken
No.AWB 03/632 16 juni 2003
11230 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren - Besluit verdachte dieren
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:
A, te B, verzoekster,
gemachtigden: mr. M.G. Vlemminx en mr. J.R. Dobbelsteijn Bisschops, beiden werkzaam bij juridisch adviesbureau Dobbelsteijn Bisschops c.s., te Ingen, alsmede dr. mr. F.M.C. Vlemminx,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verweerder,
gemachtigden: mr. J.C.M. Oudshoorn en mr. T.C. Topp, beiden werkzaam bij verweerders ministerie.
1. De procedure
Bij faxbericht van 8 juni 2003 heeft verzoekster de voorzieningenrechter van het College verzocht een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van "de besluiten tot verdachtverklaring en tot ruiming van het zich op haar perceel bevindende pluimvee".
Bij brief van 10 juni 2003 heeft het College aan de gemachtigde van verzoekster bevestigd de eerder gedane telefonische mededeling dat een viertal verzoeken om voorlopige voorziening, waaronder dat van verzoekster, nog diezelfde dag zullen worden behandeld.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
Artikel 8:82, eerste en tweede lid, juncto artikel 8:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat van de verzoeker een griffierecht wordt geheven. Het griffierecht dient binnen twee weken na een daartoe strekkend verzoek te worden voldaan, met dien verstande dat een kortere termijn kan worden gesteld. Indien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn wordt voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verzoeker in verzuim is geweest.
Bij de in rubriek 1 vermelde brief van 10 juni 2003 heeft het College de gemachtigde van verzoekster tevens, voor zover hier van belang, het volgende medegedeeld:
"Voor de indiening van deze verzoeken (…) is per verzoek EUR 116,-- griffierecht verschuldigd.
Ik verzoek U dit bedrag contant te voldoen vóór de behandeling van dit verzoek. Daartoe bestaat de gelegenheid bij de centrale kas in het Paleis van Justitie. Het uitblijven van Uw betaling vóór genoemd tijdstip zal er toe leiden dat een niet-ontvankelijkverklaring wordt uitgesproken."
Vast staat dat contante betaling van het griffierecht, als bedoeld in voormelde brief, niet heeft plaatsgevonden. Niet gebleken is van enige grond die redelijkerwijs kan leiden tot het oordeel dat verzoekster niet in verzuim is geweest.
Gezien het vorenstaande is het verzoek niet-ontvankelijk.
Met toepassing van artikel 19 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie juncto de artikelen 8:82 en 8:41 en artikel 8:84 Awb leidt dit tot de volgende beslissing.
3. De beslissing
de voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. D. Roemers in tegenwoordigheid van mr. W.F. Claessens, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2003.
w.g. D. Roemers w.g. W.F. Claessens