ECLI:NL:CBB:2003:AI0109
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- C.M. Wolters
- M.J. Kuiper
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Rotterdam inzake Mededingingswet en belanghebbendheid
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 juni 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante, A B.A., had beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 10 april 2002, waarin haar bezwaren tegen besluiten van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit (dg-Nma) werden afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de belangen van appellante niet rechtstreeks betrokken waren bij de afwijzing van haar klacht en verzoek om ontheffing onder de Mededingingswet.
De procedure begon op 23 mei 2002 met de indiening van het hoger beroepschrift door appellante. De dg-Nma had eerder besloten dat het Protocol, waarover de appellante en de N.V. E afspraken hadden gemaakt, niet onder het verbod van de Mededingingswet viel. Appellante stelde dat de rechtbank ten onrechte geen rekening had gehouden met de sociaal-economische context van haar betrokkenheid bij de warmtekrachtcentrales (WKC's) en de mededingingsbeperkende afspraken.
Het College oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen rechtstreeks verband was tussen de besluiten van dg-Nma en het belang van appellante. De appellante had haar belangen vooral afgeleid van de contractuele relatie met E, en het College concludeerde dat de rechtbank de beroepen van appellante terecht ongegrond had verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen proceskosten aan de zijde van appellante toegewezen.