1. De feiten en het geschil
Bij besluit van 26 januari 2001 heeft verweerder verzoeker voor onbepaalde tijd vergunning verleend voor het verrichten van taxivervoer binnen en vanuit het vervoersgebied AZAM. In de bijlage bij dit besluit staat vermeld dat in deze taxionderneming door verzoeker gebruik wordt gemaakt van de overgangsmaatregel als bedoeld in artikel 125 van het Besluit personenvervoer 2000. Deze overgangsmaatregel houdt in dat verzoeker vóór 1 juli 2001 aan de vakbekwaamheidseisen dient te voldoen.
Bij besluit van 8 november 2001 heeft verweerder besloten de aan verzoeker bij besluit van 26 januari 2001 verleende vergunning met ingang van 8 februari 2002 in te trekken, indien vóór die datum niet is aangetoond dat is voldaan aan de in hoofdstuk 2 van het Besluit personenvervoer 2000 gestelde eis van vakbekwaamheid.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 27 december 2001, door verweerder ontvangen op 3 januari 2002, bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft daarbij verzocht naar aanleiding van zijn bezwaren door verweerder te worden gehoord.
Bij brief van 9 april 2002 heeft verweerder verzoeker medegedeeld ervan uit te gaan dat het bezwaarschrift van 27 december 2001 te laat is ingediend en dat kennelijk geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. In dit schrijven staat verder vermeld dat indien verzoeker terzake van deze afwijzing een voor beroep vatbare beslissing wenst te ontvangen, hij dat binnen veertien dagen na dagtekening van de brief schriftelijk aan verweerder dient mede te delen.
Bij brief van 19 april 2002 heeft verzoeker verweerder medegedeeld het niet eens te zijn met de strekking van de brief van verweerder van 9 april 2002. Bij deze gelegenheid heeft verzoeker verweerder nogmaals verzocht naar aanleiding van zijn bezwaren te worden gehoord.
Bij besluit van 16 mei 2002 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker op 25 juni 2002 bij het College beroep ingesteld. Dit beroep is aangevuld bij brief van 19 augustus 2002 en strekt tot vernietiging van het besluit van verweerder van 16 mei 2002.
Bij faxbericht van 19 augustus 2002 heeft verzoeker verweerder gemotiveerd verzocht de werking van het besluit van 8 november 2001 tot intrekking van de verleende taxivergunning te schorsen, totdat verzoeker aan de vereisten van vakbekwaamheid heeft voldaan.
Bij faxbericht van 23 augustus 2002 heeft verzoeker zich tevens tot de voorzieningenrechter van het College gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is bij het College geregistreerd onder nummer AWB 02/1545.
Bij brief van 10 september 2002 heeft verweerder verzoeker medegedeeld dat is besloten het primaire besluit van 8 november 2001 in te trekken en dat verzoeker taxivervoer kan verrichten op basis van de verleende vergunning van 26 januari 2001 totdat hernieuwde besluitvorming terzake heeft plaatsgevonden.
Hierop heeft verzoeker bij brief van 16 september 2002 het beroep ingetrokken en het College verzocht verweerder bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure en tot vergoeding van het betaalde griffierecht.
Bij brief van 4 oktober 2002 heeft verweerder het College desgevraagd een schriftelijke reactie op het verzoek om proceskostenveroordeling doen toekomen en daarin gemotiveerd uiteengezet waarom dat verzoek zijns inziens niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Bij brief van 16 oktober 2002 heeft verzoeker gerepliceerd en bij brief van 19 december 2002 heeft verweerder desgevraagd gedupliceerd.