ECLI:NL:CBB:2003:AI1091
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- R. Meijer
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit minister van Landbouw inzake EG-steunverlening akkerbouwgewassen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 juli 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B.T. Goerdat, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellant heeft op 19 december 2002 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 27 november 2002, waarin het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 25 juli 2002 werd afgewezen. Dit eerdere besluit verklaarde de aanvraag van appellant voor EG-steunverlening akkerbouwgewassen niet-ontvankelijk, omdat deze te laat was ingediend. De Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen vereist dat aanvragen tijdig worden ingediend, en bij overschrijding van de termijn kan de aanvraag worden afgewezen, tenzij er sprake is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
Tijdens de zitting op 27 juni 2003 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat zijn aanvraag tijdig was verzonden, maar niet door LASER was ontvangen. Het College heeft vastgesteld dat de aanvraag op 11 juni 2002 was ondertekend, maar pas op 14 juni 2002 door verweerder was ontvangen, wat na de uiterste indieningsdatum van 9 juni 2002 was. Het College oordeelde dat appellant verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van de aanvraag en dat hij niet kon aantonen dat hij aan deze verplichting had voldaan. De stelling van appellant dat hij eerder een aanvraag had ingediend, kon niet worden geverifieerd, en er was geen bewijs van verzending.
Het College concludeerde dat er geen sprake was van overmacht of bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen. Daarom werd het beroep van appellant ongegrond verklaard. Het College oordeelde dat de beslissing van verweerder om de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren, terecht was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van aanvragen en de verantwoordelijkheden van aanvragers in het kader van de Regeling.