ECLI:NL:CBB:2003:AL8147
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij
Op 9 september 2002 ontving het College van Beroep voor het bedrijfsleven een beroepschrift van appellante A, die in beroep ging tegen een besluit van verweerder, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat op 30 juli 2002 was genomen. Dit besluit verklaarde het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 28 november 2000 ongegrond, dat was genomen op basis van de Wet herstructurering varkenshouderij (Whv). De procedure omvatte een zitting op 15 juli 2003, waar de directeur van appellante, C, en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De beoordeling van het beroep richtte zich op de toepassing van artikel 21a van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij (Bhv). Dit artikel bepaalt hoe het varkensrecht en het fokzeugenrecht van een bedrijf worden vastgesteld, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Het College concludeerde dat de juridische overdracht van het bedrijf aan appellante niet vóór 10 juli 1997 had plaatsgevonden, wat essentieel was voor de beoordeling van het varkensrecht. De datum van inschrijving van de akte van inbreng op 4 augustus 1997 werd als de relevante datum voor de overdracht beschouwd.
Het College oordeelde dat appellante niet in aanmerking kwam voor vergroting van het varkensrecht, omdat de overdracht niet binnen de vereiste periode had plaatsgevonden. Het betoog van appellante dat zij niet had 'geanticipeerd' op de Whv werd verworpen, aangezien de juridische betekenis van 'overdracht' in de wet niet voor meerdere interpretaties vatbaar was. Het College concludeerde dat de situatie niet voldeed aan de voorwaarden voor een uitzondering, aangezien C, de directeur van appellante, ook de vorige eigenaar van het bedrijf was. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard, zonder dat er termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.