ECLI:NL:CBB:2003:AO1047
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Toepassing van hardheidsgeval 1 onder de Meststoffenwet in relatie tot pluimveerechten
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 november 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen Maatschap A, te B, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante, vertegenwoordigd door mr. G.R.A.G. Goorts, had beroep ingesteld tegen besluiten van de Minister, waarbij haar aanvragen voor toepassing van hardheidsgeval 1 onder de Meststoffenwet werden afgewezen. De procedure begon op 19 december 2002, toen appellante een beroepschrift indiende tegen een besluit van 12 november 2002, dat betrekking had op een eerder bezwaar tegen een beslissing van 23 mei 2002. Een tweede beroepschrift volgde op 18 februari 2003, gericht tegen een besluit van 28 januari 2003. De zitting vond plaats op 14 oktober 2003, maar appellante en haar gemachtigde verschenen niet.
De kern van het geschil draait om de vraag of appellante in aanmerking komt voor de toepassing van hardheidsgeval 1, dat is bedoeld voor pluimveehouders die onomkeerbare investeringsverplichtingen zijn aangegaan met het oog op uitbreiding van hun bedrijf. De wetgever heeft in de Meststoffenwet strikte criteria gesteld waaraan voldaan moet worden, waaronder de vereiste dat naast een milieuvergunning ook een bouwvergunning moet zijn aangevraagd. Appellante stelde dat zij geen bouwvergunning nodig had voor de interne verbouwingen van haar pluimveebedrijven en dat het onredelijk was om de eis van een bouwvergunning te handhaven.
Het College oordeelde dat de wetgever expliciet heeft gekozen voor de combinatie van milieu- en bouwvergunningen als bewijs voor onomkeerbare investeringsverplichtingen. Aangezien appellante geen bouwvergunning had aangevraagd, kon zij niet in aanmerking komen voor het hardheidsgeval. Het College concludeerde dat de besluiten van de Minister op goede gronden zijn gehandhaafd en verklaarde het beroep van appellante ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor pluimveehouders om aan alle wettelijke vereisten te voldoen om aanspraak te maken op de hardheidsregeling.