ECLI:NL:CBB:2003:AO1920
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake vergroting varkensrecht op basis van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij
Op 13 augustus 2003 ontving het College van Beroep voor het bedrijfsleven een beroepschrift van appellant tegen een besluit van verweerder, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat op 25 juli 2003 was genomen. Dit besluit verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond tegen een eerder besluit van 1 november 2001, waarin het verzoek om vergroting van het varkensrecht werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij (Bhv).
In de procedure diende verweerder op 16 september 2003 een verweerschrift in. Na toestemming van beide partijen werd het onderzoek op 14 november 2003 gesloten. De beoordeling van het beroep richtte zich op de vraag of appellant recht had op vergroting van het varkensrecht op basis van het Bhv. Het College oordeelde dat appellant geen aanspraak kon maken op vergroting, aangezien het Bhv een limitatieve opsomming bevat van gevallen waarin varkenshouders in aanmerking komen voor een groter varkensrecht. De wetgever had niet voorzien in de mogelijkheid om het varkensrecht in individuele gevallen anders te berekenen.
Het College concludeerde dat het bestreden besluit in overeenstemming was met de Wet herstructurering varkenshouderij (Whv) en het Bhv. De stelling van appellant dat de Whv in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) werd verworpen. Het College stelde vast dat er geen grond was voor vernietiging van het besluit op basis van deze claim.
Daarnaast werd de stelling van appellant over rechtsongelijkheid in de varkenshouderij verworpen, omdat deze niet onderbouwd was. Het College concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. van der Ham, met mr. B. van Velzen als griffier, op 16 december 2003.