ECLI:NL:CBB:2004:AO6478

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/366
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 03/366 9 maart 2004
16500 Wet herstructurering varkenshouderij
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. S.C. Vissering-van der Reijt, werkzaam bij Bureau Heffingen te Assen.
1. De procedure
Op 25 maart 2003 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (die in het hiernavolgende tevens als verweerder wordt aangeduid) van 21 februari 2003.
Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar dat appellant had gemaakt tegen een besluit van 5 november 2002 op grond van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij, ongegrond verklaard.
Op 25 april 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft op 27 januari 2004 plaatsgevonden. Appellant is in persoon verschenen en verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Artikel 25 van de Wet herstructurering varkenshouderij (hierna: Whv) luidt als volgt:
"Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, voor bepaalde groepen van gevallen waarbij de bepaling van de hoogte van het varkensrecht of fokzeugenrecht overeenkomstig hoofdstuk II en artikel 24 leidt tot onbillijkheden van overwegende aard, regels worden gesteld omtrent een van hoofdstuk II en artikel 24 afwijkende bepaling van de hoogte van deze rechten. Bij deze regels kunnen nadere voorwaarden en beperkingen worden gesteld, waaronder een verplichte doorhaling van gegevens als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Meststoffenwet."
In artikel 2 van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij van 18 juni 1998 (Stb. 1998, 368; hierna: Bhv) is ten aanzien van de termijn waarbinnen een melding moet worden gedaan, het navolgende bepaald:
"Artikel 2
(…)
3. De belanghebbende doet de in het eerste lid bedoelde melding binnen zes weken na inwerkingtreding van dit besluit bij het Bureau Heffingen, met gebruikmaking van een daartoe door Onze Minister vastgesteld formulier, dat overeenkomstig de op het formulier aangegeven wijze volledig en naar waarheid is ingevuld en door de belanghebbende is ondertekend. Bij gebreke van een overeenkomstig de eerste volzin gedane melding worden de hoofdstukken 1, 2 en 4 van dit besluit ten aanzien van het desbetreffende bedrijf van de belanghebbende niet toegepast.
(…)"
Bij het Besluit van 25 mei 2000 tot wijziging van het Bhv (Stb. 2000, 233), is onder meer het volgende bepaald:
"Artikel II
1. In zoverre in afwijking van artikel 2, derde lid, van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij wordt de in dat artikellid bedoelde melding gedaan binnen zes weken na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, indien de melding de toepassing van één van de paragrafen 3, 4, 5, 6A, 6B, 7A, 7B en 7C van hoofdstuk 2 of van artikel 23 van hoofdstuk 3 van dat besluit, betreft.
(…)
Artikel IV
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2000 en werkt terug tot en met 1 september 1998."
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Op 12 oktober 2001 heeft Bureau Heffingen van appellant een formulier "Hardheidsmelding varkensrechten ivm categorie 11" ontvangen, waarin appellant heeft aangegeven in aanmerking te willen komen voor een berekening van het varkensrecht op basis van het aantal fokzeugen in 1996 verminderd met 10%. Blijkens dit formulier opteert appellant voor 591 varkensrechten.
In de toelichting bij dit formulier is onder meer het volgende opgenomen:
"Wat moet u doen?
Als u gebruik wilt maken van de keuzemogelijkheid van categorie 11 moet u deze Hardheidsmelding geheel invullen en ondertekend terugsturen naar Bureau Heffingen. Het formulier moet voor 12 augustus 2000 bij Bureau Heffingen zijn ontvangen."
- Bij besluit van 5 november 2002 heeft verweerder besloten dat het bedrijf van appellant niet in aanmerking kan komen voor toepassing van categorie 11 van het Bhv.
- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 8 november 2002 bezwaar gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder onder meer het volgende overwogen.
"U bent afgewezen voor categorie 11 van het Besluit, omdat het formulier 'Hardheidsmelding varkensrechten' niet vóór 12 augustus 2000 aan Bureau Heffingen geretourneerd is.
Op grond van artikel 2 van het (gewijzigde) Besluit moesten veehouders vóór 12 augustus 2000 op een daarvoor bestemd formulier kiezen voor welke categorie zij in aanmerking wensten te komen. U heeft zich op 12 oktober 2001 aangemeld voor categorie 11 van het Besluit. U heeft hierdoor niet vóór 12 augustus 2000 aangegeven dat u in aanmerking wil komen voor catergorie 11 Besluit.
Over de voorwaarde dat u zich vóór 12 augustus 2000 had moeten aanmelden voor categorie 11 van het Besluit merk ik het volgende op. De van toepassing zijnde regelgeving is uiterst gedetailleerd. Bovendien zijn de voorwaarden en beperkingen door de wetgever nauwkeurig en eenduidig omschreven. Er is sprake van een gebonden bevoegdheid. Dit leidt ertoe dat Bureau Heffingen niet de bevoegdheid heeft om van de toepasselijke regels af te wijken of deze soepel toe te passen. Evenmin heeft Bureau Heffingen de ruimte voor een belangenafweging. Bij het opstellen van de toepasselijke regelgeving heeft de wetgever reeds een belangenafweging verricht.
Uit het bovenstaande volgt dat u niet in aanmerking komt voor categorie 11 van het Besluit."
In het verweerschrift heeft verweerder hieraan het navolgende toegevoegd.
In de toelichting op het formulier "Hardheidsmelding varkensrechten ivm categorie 11" is onder het kopje "Wat moet u doen?" vermeld dat het formulier vóór 12 augustus 2000 door Bureau Heffingen moest zijn ontvangen om in aanmerking te komen voor het in die melding vermelde aantal varkensrechten. Aan het einde van het formulier is verder aangegeven dat het formulier niet hoeft te worden teruggezonden als de veehouder niet in aanmerking wenst te komen voor categorie 11 van het Bhv. Ook in de eerder toegezonden brochure "Nieuwe hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij" is in de tekst van paragraaf 6.3 te lezen dat het formulier moest worden teruggestuurd voor 12 augustus 2000.
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep onder meer het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
Een redelijke en billijke toepassing van het Bhv leidt ertoe dat appellant de door hem met het insturen van het formulier "Hardheidsmelding varkensrechten ivm categorie 11" beoogde hoeveelheid van 591 varkensrechten had moeten worden toegekend.
Appellant was er niet mee bekend dat hij bedoeld formulier voor 12 augustus 2000 aan Bureau Heffingen had moeten toezenden om voor die 591 varkensrechten in aanmerking te komen.
Appellant heeft het door hem ontvangen formulier "Hardheidsmelding varkensrechten ivm categorie 11" abusievelijk als een bedrijfssituatie-overzicht beschouwd en ter kennisneming aangenomen. Het formulier is vervolgens aan zijn aandacht ontsnapt. Blijkens het formulier "Hardheidsmelding varkensrechten ivm categorie 11" leek hij voor 591 varkensrechten in aanmerking te komen en dat aantal wijkt niet veel af van het door hemzelf - op basis van de 660 ligplaatsen waarover hij beschikt - berekende aantal van 600. Eerst op het moment dat hij een bedrijfssituatie-overzicht had ontvangen waaruit bleek dat hem nog slechts 517 varkensrechten waren toegekend, heeft appellant actie ondernomen.
5. De beoordeling van het geschil
Tussen partijen is niet in geschil dat appellant, die het formulier "Hardheidsmelding varkensrechten ivm categorie 11" heeft ontvangen, dit formulier niet vóór 12 augustus 2000 ingevuld en ondertekend aan Bureau Heffingen heeft geretourneerd en daarmee niet heeft voldaan aan de in artikel 2 van het Bhv neergelegde voorwaarde dat de melding als hier aan de orde, binnen zes weken na 1 juni 2000 moet worden gedaan om voor berekening van het varkensrecht op basis van categorie 11 van het Bhv in aanmerking te komen.
Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat ondanks de te late indiening van het formulier "Hardheidsmelding varkensrechten ivm categorie 11" een redelijke en billijke toepassing van het Bhv meebrengt dat hem de gevraagde 591 varkensrechten moeten worden toegekend.
Het College volgt appellant niet in dit betoog en overweegt terzake als volgt.
Naar het oordeel van het College heeft verweerder terecht vastgehouden aan de in artikel 2 van het Bhv neergelegde termijn van zes weken waarbinnen een melding om voor berekening van het varkensrecht op basis van categorie 11 van het Bhv in aanmerking te komen, door Bureau Heffingen moest zijn ontvangen. Niet kan worden staande gehouden dat deze termijn onaanvaardbaar kort is. Van een professionele varkenshouder als appellant mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van de ontwikkelingen op zijn vakgebied en dat hij waar nodig actie onderneemt. Voorts staat in de toelichting bij het formulier "Hardheidsmelding varkensrechten ivm categorie 11" uitdrukkelijk vermeld dat het formulier voor 12 augustus 2000 bij Bureau Heffingen moest zijn ontvangen, alsmede dat het formulier niet moest worden teruggestuurd als de betreffende varkenshouder niet in aanmerking wilde komen voor categorie 11.
Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H.C. Cusell, mr. J.L.W. Aerts en mr. B. van Wagtendonk, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Hoppener, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2004.
w.g. H.C. Cusell w.g. M.S. Hoppener