ECLI:NL:CBB:2004:AO9964

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/1423
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • W.E. Doolaard
  • F.W. du Marchie Sarvaas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake restituties bij uitvoer van kaas

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 april 2004 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 22 oktober 2003. In die eerdere uitspraak werd het beroep van Juvaco B.V. ongegrond verklaard tegen een besluit van het Productschap Zuivel van 20 maart 2000, dat betrekking had op de intrekking en terugvordering van restituties bij de uitvoer van kaas. Juvaco B.V. heeft op 17 november 2003 herziening gevraagd van deze uitspraak, waarbij zij stelde dat zij ten tijde van de eerdere uitspraak niet als professioneel marktdeelneemster kon worden aangemerkt en dat zij informatie had ingewonnen bij een functionaris van het Productschap. Juvaco B.V. voerde aan dat de controle door het Productschap ernstig tekort schoot en dat het Productschap zich ten onrechte had verlaten op informatie van de Duitse overheid.

Het College heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de feiten en omstandigheden die Juvaco B.V. aanvoerde, reeds bekend waren ten tijde van de eerdere uitspraak. Het College benadrukte dat het rechtsmiddel herziening beperkt is en niet bedoeld is om het debat te heropenen na een eerdere uitspraak. De argumenten van Juvaco B.V. werden niet als nieuw gebleken feiten of omstandigheden gekwalificeerd, waardoor het College oordeelde dat voortzetting van het onderzoek niet nodig was. Het verzoek om herziening werd dan ook afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door mr. W.E. Doolaard, met mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken, maar de exacte datum van de uitspraak is niet vermeld in het document.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(derde enkelvoudige kamer)
No. AWB 03/1423 27 april 2004
50002 Herziening
Sector 2
Uitspraak inzake het verzoek om herziening van:
Juvaco B.V., te Kerkrade, verzoekster,
gemachtigde: H.M.J. Jungblut, directeur.
1. De procedure
Bij uitspraak van 22 oktober 2003 heeft het College het beroep van appellante tegen het besluit van het Productschap Zuivel van 20 maart 2000, waarbij beslist werd op appellantes bezwaar tegen de intrekking en terugvordering van restituties bij uitvoer van kaas, ongegrond verklaard.
Van deze uitspraak heeft verzoekster bij brief, ingekomen op 17 november 2003, herziening gevraagd.
Het productschap Zuivel heeft op 22 december 2003 zijn zienswijze schriftelijk aan het College medegedeeld.
2. Het wettelijk kader
Ingevolge artikel 19 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie juncto artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan het College op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn,
c. waren zij bij het College eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. Het verzoek om herziening.
Verzoekster heeft betoogd dat zij ten tijde van belang niet als professioneel marktdeelneemster kon worden aangemerkt en dat zij daarom informatie had ingewonnen bij een functionaris van het Productschap. Diens advies heeft zij opgevolgd.
Vervolgens heeft verzoekster aangevoerd dat de controle door het Productschap ernstig tekort schoot, ook al omdat het Productschap telefonische informatie van de Bulgaarse ambassade niet verifieert. Verzoekster leidt daaruit af dat het Productschap willens en wetens criminaliteit dekt.
Het productschap heeft zich ten onrechte verlaten op informatie van de Duitse overheid. Verzoeksters directeur heeft ter onderbouwing van zijn standpunt in de procedure die leidde tot de uitspraak van 22 oktober 2003 contact gehad met een functionaris van het Bundescriminalamt. Het is hem niet gelukt deze in die procedure een getuigenis te laten afleggen.
Al het voorgaande heeft ertoe geleid dat het College bij zijn uitspraak niet is toegekomen aan de beoordeling van een aantal omstandigheden. Deze wil verzoekster nu nader aan de orde stellen.
4. Het standpunt van het Productschap
Het Productschap heeft erop gewezen dat alle feiten en omstandigheden waar verzoekster zich op beroept. reeds bij haar bekend waren voordat het College de uitspraak van 22 oktober 2003 gedaan heeft. Voor een belangrijk deel gaat het bovendien om informatie waarover het College bij het formuleren van deze uitspraak beschikte.
5. De beoordeling van het verzoek
Het College dient, gelet op de in artikel 8:88 Awb gestelde voorwaarden voor herziening in de eerste plaats vast te stellen of datgene wat verzoekster als nieuw gebleken feiten of omstandigheden heeft aangedragen, wel als zodanig kan worden gekwalificeerd. Het College overweegt daarbij dat het rechtsmiddel herziening, zoals de wetsgeschiedenis van de Awb ook bevestigt, in de mogelijkheden van een succesvol gebruik beperkt is en dat het niet is gegeven om een partij de gelegenheid te bieden het debat te heropenen, nadat is gebleken dat de eerder aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.
Al hetgeen verzoekster ter onderbouwing van het herzieningsverzoek aan feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht was haar, zoals uit het verzoek ook blijkt, reeds bekend ten tijde van de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd.
Uit het vorenstaande volgt dat voortzetting van het onderzoek niet nodig en dat het verzoek kennelijk niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het College acht geen termen aanwezig artikel 8:75 Awb toe te passen.
Met toepassing van artikel 19 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie juncto artikel 8:54 van de Awb leidt dit tot de volgende uitspraak.
6. De beslissing
Het College wijst het verzoek om herziening af
Aldus gewezen door mr W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op .
w.g. W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas