ECLI:NL:CBB:2004:AQ5796
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- F.W. du Marchie Sarvaas
- Rechtspraak.nl
Weigering van premie voor het aanhouden van zoogkoeien op basis van onjuiste perceelsopgave
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 juni 2004 uitspraak gedaan over een beroep van appellant A, te B, tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellant had op 10 april 2003 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 28 februari 2003, waarin het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 3 juni 2002 werd afgewezen. Dit eerdere besluit betrof de weigering van de op grond van de Regeling dierlijke EG-premies gevraagde premie voor het aanhouden van zoogkoeien voor het verkoopseizoen 2001. De weigering was gebaseerd op de constatering dat appellant geen ruimte in zijn veebezetting beschikbaar had, omdat de opgegeven oppervlakte van het perceel niet overeenkwam met de geconstateerde oppervlakte.
De procedure begon met de indiening van een aanvraag voor de premie door appellant, waarbij hij 27.08 hectare grasland als voederareaal had opgegeven. Tijdens een administratieve controle bleek echter dat een deel van dit perceel ook door een buurman was opgegeven, wat leidde tot een overschrijding van de topografische oppervlakte. Verweerder heeft appellant in kennis gesteld van deze onregelmatigheden en geweigerd de aanvraag voor de premie goed te keuren, omdat de geconstateerde oppervlakte meer dan 20% afweek van de opgegeven oppervlakte.
Appellant voerde aan dat hij per abuis het perceel had opgegeven, omdat het na een ruilverkaveling niet meer in zijn gebruik was. Het College oordeelde echter dat er geen sprake was van een kennelijke fout in de aanvraag, en dat appellant verantwoordelijk was voor de correctheid van zijn aanvraag. Het College concludeerde dat de weigering van de premie terecht was, omdat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden van de Regeling. De uitspraak van het College was dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder dat er termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.