ECLI:NL:CBB:2004:AQ7350
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake vergroting van het pluimveerecht op basis van de Meststoffenwet
Op 25 maart 2003 ontving het College van Beroep voor het bedrijfsleven een beroepschrift van appellant tegen een besluit van verweerder, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat op 12 februari 2003 was genomen. Dit besluit verklaarde het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 24 mei 2002 ongegrond, waarin werd vastgesteld dat appellant niet in aanmerking kwam voor vergroting van het pluimveerecht volgens artikel 58k, eerste lid, aanhef en onder a, van de Meststoffenwet (Msw). De procedure omvatte verschillende correspondenties tussen partijen, waaronder een faxbrief van appellant met gronden van beroep en een verweerschrift van verweerder. Op 29 juli 2004 was er een zitting gepland, maar verweerder gaf aan zich niet te zullen laten vertegenwoordigen en vroeg om zonder zitting uitspraak te doen.
Het College oordeelde dat verweerder geen gelegenheid had gekregen om schriftelijk te reageren op de aanvullende gronden van appellant, maar dat dit geen invloed had op de beslissing. De beoordeling richtte zich op de uitleg van artikel 58k, eerste lid, Msw, waarbij het College concludeerde dat de wetgever geen ruimte had gelaten voor de door appellant voorgestane uitleg. De wetgeving vereist dat een milieuvergunning in de relevante periode is verleend, wat in dit geval niet het geval was. Het College verwierp ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat de situatie van appellant wezenlijk verschilde van een eerdere zaak waarin wel een milieuvergunning was verleend.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van appellant ongegrond, zonder termen voor proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. van der Ham, met mr. B. van Velzen als griffier, op 12 augustus 2004.