ECLI:NL:CBB:2004:AQ7352
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake vergroting varkensrecht op basis van Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij
Op 3 februari 2004 ontving het College van Beroep voor het bedrijfsleven een beroepschrift van appellante tegen een besluit van verweerder van 23 december 2003. Dit besluit verklaarde het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 28 februari 2003 ongegrond, waarin werd bepaald dat appellante niet in aanmerking kwam voor vergroting van het varkensrecht op basis van categorie 14a van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij (Bhv). Op 29 april 2004 trok verweerder het eerdere besluit in en nam een nieuw besluit, waarbij het bezwaar van appellante opnieuw ongegrond werd verklaard. Appellante maakte geen gebruik van de mogelijkheid om schriftelijk te reageren op dit nieuwe besluit.
Het College oordeelde dat het beroep van appellante tegen het besluit van 23 december 2003 geacht werd mede gericht te zijn tegen het besluit van 29 april 2004. Het College concludeerde dat appellante geen belang meer had bij de inhoudelijke beoordeling van het ingetrokken besluit, aangezien verweerder had aangekondigd dat appellante binnen enkele weken een antwoord zou ontvangen op haar verzoek om vergroting van het varkensrecht. Dit betekende dat appellante de mogelijkheid had om bezwaar te maken tegen de nieuwe beslissing van verweerder.
Het College verklaarde het beroep van appellante niet-ontvankelijk voor zover het gericht was tegen het besluit van 23 december 2003. Wat betreft het Bhv, dat is gebaseerd op artikel 25 van de Wet herstructurering varkenshouderij, oordeelde het College dat de voorwaarden voor vergroting van het varkensrecht niet waren vervuld. Verweerder had terecht gesteld dat er geen milieuvergunning was verleend of aangevraagd in de relevante periode. Het College concludeerde dat het beroep van appellante ongegrond was, voor zover het gericht was tegen het besluit van 29 april 2004, en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.