ECLI:NL:CBB:2004:AR3508
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag voor duurzame energieprojecten op basis van de Kaderwet EZ-subsidies
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, waarbij zijn aanvraag voor subsidie in het kader van het Besluit subsidies energieprogramma's werd afgewezen. De aanvraag betrof een project genaamd 'PV in C', waarvoor appellant subsidie had aangevraagd op 20 augustus 2002. De Minister verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond, omdat de in het project voorziene PV-systemen niet bij appellant, maar bij nog onbekende erfpachters zouden worden geplaatst. Dit zou in strijd zijn met de definitie van een marktintroductieproject, zoals vastgelegd in het Besluit subsidies energieprogramma's.
De procedure begon met de indiening van de aanvraag op 20 augustus 2002, gevolgd door een afwijzing op 18 november 2002. Appellant maakte bezwaar, maar de Minister handhaafde zijn besluit op 6 mei 2003. Tijdens de zitting op 10 augustus 2004 werd het standpunt van beide partijen toegelicht. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de Minister terecht had beslist dat appellant niet in aanmerking kwam voor subsidie, omdat de aanvrager bij wie de voorzieningen zouden worden getroffen op het moment van de aanvraag bekend moest zijn. Appellant's argument dat de afwijzing in strijd was met het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat de Minister had aangetoond dat in andere gevallen, waar de aanvrager onbekend was, dit slechts in uitzonderlijke situaties was gebeurd.
Het College concludeerde dat de afwijzing van de subsidieaanvraag op goede gronden was gedaan en verklaarde het beroep ongegrond. Er werden geen proceskosten vergoed, aangezien er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. H.C. Cusell, met mr. A. Venekamp als griffier, op 5 oktober 2004.