ECLI:NL:CBB:2004:AR6059
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Minister van Landbouw inzake akkerbouwsubsidie
In deze zaak gaat het om een beroep van de erven van A tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij een akkerbouwsubsidie van € 1.784,16 was toegekend op basis van een aanvraag voor 4 hectare wintertarwe. De appellanten, vertegenwoordigd door hun gemachtigde J.W. Hoek, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 november 2002, waarin hun bezwaren ongegrond werden verklaard. De procedure begon op 23 december 2003, toen het College het beroepschrift ontving. De Minister had eerder op 13 november 2003 de bezwaren van de appellanten tegen het besluit van 19 november 2002 afgewezen. Tijdens de zitting op 20 augustus 2004 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij ook G.M. van Tilburg aanwezig was aan de zijde van de appellanten.
De kern van het geschil betreft de vraag of de appellanten recht hebben op een hogere subsidie, gezien de wijzigingen die na de indiening van de aanvraag zijn aangebracht. De Minister stelde dat de vergroting van de oppervlakte van het perceel, die na de uiterste indieningsdatum was aangevraagd, niet kon worden geaccepteerd, tenzij er sprake was van een kennelijke fout. De appellanten voerden aan dat er bijzondere omstandigheden waren die een overmachtsituatie opleverden, maar het College oordeelde dat de Minister op goede gronden had beslist. De appellanten hadden niet tijdig een beroep op overmacht gedaan, wat hen in de weg stond om de gevraagde subsidie te verkrijgen.
Het College concludeerde dat de Minister niet anders kon beslissen dan de subsidie toe te kennen op de wijze zoals gedaan, en verklaarde het beroep ongegrond. Er waren geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. W.E. Doolaard, met mr. M.S. Hoppener als griffier, op 12 november 2004.