ECLI:NL:CBB:2004:AR6200
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Intrekking vergunning taxivervoer op basis van niet voldoen aan eisen van vakbekwaamheid
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, waarbij zijn vergunning voor taxivervoer werd ingetrokken. De intrekking vond plaats op basis van het niet voldoen aan de eisen van vakbekwaamheid zoals gesteld in de Wet personenvervoer 2000. Appellant had op 19 oktober 2001 een aanvraag ingediend voor een vergunning, die op 4 februari 2002 werd verleend. Echter, in maart 2003 werd appellant geïnformeerd dat de vergunning mogelijk ingetrokken zou worden, omdat niet voldaan zou zijn aan de eisen van vakbekwaamheid. De vakbekwame persoon, C, die als procuratiehouder fungeerde, was ook werkzaam in andere taxiondernemingen, wat volgens verweerder de continue betrokkenheid bij de bedrijfsvoering in twijfel trok.
Tijdens de zitting op 21 oktober 2004 is appellant niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. Verweerder handhaafde zijn standpunt dat C niet permanent en daadwerkelijk leiding gaf aan de onderneming van appellant. Het College oordeelde dat verweerder bevoegd was om de vergunning in te trekken, ook al was deze eerder verleend. Het College concludeerde dat de verklaringen van C niet voldoende waren om aan te tonen dat hij daadwerkelijk leiding gaf aan de onderneming van appellant. De werkzaamheden van C waren voornamelijk administratief en niet substantieel genoeg om te voldoen aan de eisen van de wet.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van appellant ongegrond, en oordeelde dat de intrekking van de vergunning rechtmatig was. De beslissing werd op 18 november 2004 openbaar gemaakt, waarbij mr. M.A. van der Ham als rechter en mr. P.M. Beishuizen als griffier optraden.