5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College stelt allereerst vast dat tussen partijen primair ter discussie staat of er sprake is van een kennelijke fout in de aanvraag. Het College is van oordeel dat beantwoording van deze vraag van doorslaggevend belang is, immers alleen indien er sprake is van een kennelijke fout kan ingevolge artikel 14 van de Verordening (EG) nr. 2419/2001 het perceel 3, zoals verweerder op goede gronden stelt, nog worden teruggetrokken.
5.2 Verweerder heeft aangegeven bij beantwoording van de vraag of er sprake is van een kennelijke fout het werkdocument van de Europese Commissie, nr AGR 49533/2002 als uitgangspunt te nemen. Het College heeft in vaste jurisprudentie geoordeeld het aanvaardbaar te achten dat verweerder dit werkdocument als richtsnoer voor de beoordeling van deze vraag hanteert.
5.3 Met betrekking tot de vraag of er sprake is van een kennelijke fout in de aanvraag nu appellant achter perceel 3 het mestnummer van zijn neef heeft vermeld, overweegt het College allereerst dat een aanvrager van akkerbouwsteun meerdere mestnummers kan hebben. Het feit dat verweerder op het aanvraagformulier van appellant één mestnummer heeft voorgedrukt, in combinatie met het gegeven dat appellant achter perceel 3 een ander mestnummer heeft vermeld, kan derhalve niet de conclusie dragen dat er sprake is van een kennelijke fout.
5.4 Het College acht het niet onjuist dat verweerder bij de beantwoording van de vraag of een tegenstrijdigheid in de aanvraag akkerbouwsteun een kennelijke fout oplevert uitsluitend kijkt naar mogelijke tegenstrijdigheden in die gegevens uit het aanvraagformulier, die relevant zijn voor de beoordeling van deze aanvraag.
In dit verband merkt het College op dat verweerders gemachtigde ter zitting heeft verklaard dat het feit, dat het mestnummer op de aanvraag oppervlakten vermeld dient te worden slechts te maken heeft met een zekere koppeling van bestanden tussen de verschillende diensten, met het oog op een efficiënte wijze van uitvoeren van controle. Het College acht het niet onbegrijpelijk dat verweerder er voor heeft gekozen in het formulier het gedeelte “overzicht gewaspercelen” te kiezen als plaats waar mestnummers dienen te worden opgegeven. Op dat gedeelte dienen immers alle percelen te worden vermeld.
Het College kan uit de aldus gekozen plaats niet afleiden dat dit gegeven daarmee relevant is geworden voor de beoordeling van de aanvraag akkerbouwsubsidie.
5.5 Het staat verweerder vrij er voor te kiezen bij de voorbereiding van de diverse besluiten die op basis van het formulier Gecombineerde Opgave moeten worden genomen, meerdere diensten en agentschappen te betrekken. Tegen deze achtergrond kan niet staande worden gehouden dat het agentschap LASER, bij een normale eerste controle van een aanvraag akkerbouwsubsidie steeds gehouden zou zijn alle- en dus ook de voor de besluitvorming op die aanvraag niet relevante- op het formulier Gecombineerde Opgave voorkomende gegevens te controleren.
5.6 De zinsnede “fouten die direct in het oog springen bij een eerste onderzoek van de steunaanvraag” uit het werkdocument AGR 49533/2002 van de Europese Commissie biedt geen aanknopingspunt voor de conclusie dat verweerder, door bij de besluitvorming in het kader van de aanvraag akkerbouwsteun alleen naar de voor die aanvraag relevante gegevens te kijken, heeft gehandeld in strijd met het door hemzelf gekozen richtsnoer.
5.7 Met betrekking tot de grief van appellant dat het bestreden besluit onevenredig zware gevolgen voor hem heeft nu het doorwerkt in toekomstige besluiten met betrekking tot aanvragen akkerbouwsubsidie, overweegt het College dat in deze zaak uitsluitend het besluit op de aanvraag akkerbouwsubsidie voor het jaar 2002 aan de orde kan zijn. Bij beantwoording van de vraag of recht bestaat op akkerbouwsteun kunnen de eventuele toekomstige gevolgen die een afwijzing voor de aanvrager kan hebben, geen rol spelen.
5.8 Nu er geen sprake is van een kennelijke fout heeft verweerder terecht de terugtrekking van perceel 3 uit de aanvraag geweigerd.
De slotsom is dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
5.9 Het College ziet geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenveroordeling.