ECLI:NL:CBB:2005:AT3913
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- C.M. Wolters
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen heffing op basis van de Verordening heffingen legpluimveebedrijven 2003
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van het Productschap Pluimvee en Eieren, waarbij zijn bezwaar tegen een opgelegde heffing op grond van de Verordening heffingen legpluimveebedrijven 2003 ongegrond is verklaard. De heffing van € 619,54 was gebaseerd op het aantal van 15.500 leghennen dat appellant hield, maar appellant betwistte de hoogte van de heffing, aangezien de leghennen door een uitbraak van vogelpest na slechts 6 weken moesten worden geruimd. Appellant stelde dat hij slechts een evenredig deel van de heffing zou moeten betalen, omdat hij de leghennen niet de gebruikelijke 48 weken heeft kunnen houden.
De procedure begon met een beroep dat appellant op 29 december 2003 indiende, na het besluit van 18 november 2003 van verweerder. Gedurende de procedure zijn verschillende stukken gewisseld, waaronder een verweerschrift van verweerder en een nota van dupliek. Tijdens de zitting op 16 februari 2005 was appellant aanwezig, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de heffing correct was berekend op basis van het aantal leghennen, maar dat verweerder onvoldoende had onderbouwd waarom er geen rekening was gehouden met de uitzonderlijke omstandigheden van appellant. Het College concludeerde dat het bestreden besluit in strijd was met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit bleven in stand. Verweerder werd ook verplicht het griffierecht aan appellant te vergoeden.