6. De beoordeling van het verzoek
6.1 De beslissing van 31 januari 2005 van OPTA is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een besluit als bedoeld in artikel 1:3 Awb en artikel 17.1, eerste lid, Tw. De door OPTA genomen beslissing niet tegemoet te komen aan het verzoek van Wanadoo, met toepassing van artikel 6b.3 Tw een besluit te nemen op een of meer markten voor breedband internettoegang, behelst een afwijzing van de aanvraag van Wanadoo tot het nemen van een dergelijk besluit.
Uit het besluit van 31 januari 2005 blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet, althans onvoldoende duidelijk, dat OPTA, zoals zij ter zitting van 18 april 2005 heeft gesteld, Wanadoo slechts heeft medegedeeld dat de beslissing op haar verzoek wordt aangehouden tot nadat OPTA de analyse van de relevante markt(en) heeft afgerond. Ook overigens ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat geen sprake is van een ingevolge artikel 17.1, eerste lid, Tw bij het College appellabel besluit.
6.2 De voorzieningenrechter volgt Wanadoo niet in haar standpunt dat KPN ten onrechte op de voet van artikel 8:26 Awb in de gelegenheid is gesteld als partij deel te nemen aan de door Wanadoo tegen het bestreden besluit geëntameerde procedures.
Wanadoo heeft OPTA gevraagd maatregelen te treffen jegens KPN en de bij haar aangesloten ISP’s. Bij het bestreden besluit is dit verzoek zonder inhoudelijke beoordeling afgewezen. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het belang van KPN rechtstreeks bij een dergelijk besluit betrokken.
De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat, indien hij onmiddellijk uitspraak doet in de hoofdzaak, het beroep van Wanadoo gegrond verklaart, het bestreden besluit vernietigt en OPTA opdraagt met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het verzoek van Wanadoo, OPTA bij het nemen van dat nieuwe besluit geen acht kan slaan op argumenten van KPN die niet in overeenstemming zijn met de uitspraak van de voorzieningenrechter. Omdat het standpunt van KPN in de onderhavige procedure nog wel onverkort in de beoordeling kan worden betrokken, heeft KPN er ook belang bij als partij te kunnen deelnemen aan de onderhavige procedure.
6.3 Hangende beroep bij het College kan de voorzieningenrechter van het College op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (hierna: Wbbo) juncto artikel 8:81, eerste lid, Awb een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Wanadoo voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Op grond van hetgeen Wanadoo ter zake heeft aangevoerd en de door haar overgelegde cijfers met betrekking tot markt- en acquisitieaandeel, waarvan de juistheid door OPTA en KPN niet is weersproken, is niet onaannemelijk dat het aanbod ADSL Tijd Surfen een aanmerkelijke en mogelijk duurzame invloed heeft op de concurrentieverhoudingen op de retailmarkt voor breedband internettoegang. Voorts is van belang dat OPTA zich ter zitting van 18 april 2005 niet heeft willen vastleggen op een termijn waarbinnen de analyse van de hier relevante markt kan worden afgerond. Bij zijn oordeel over de spoedeisendheid van het verzoek neemt de voorzieningenrechter voorts in aanmerking dat het bevorderen van duurzame concurrentie op telecommunicatiegebied een hoofddoelstelling is van het Europese en Nederlandse regelgevend kader.
6.4 Met betrekking tot de vraag of OPTA zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat een besluit waarbij met toepassing van artikel 6b.3 Tw voorlopige maatregelen worden getroffen, slechts kan worden genomen nadat de in hoofdstuk 6A Tw voorgeschreven analyse van de desbetreffende markt is afgerond, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
6.4.1 Wanadoo heeft OPTA verzocht ter waarborging van duurzame concurrentie op de retailmarkt voor breedband internettoegang maatregelen te treffen jegens KPN en haar dochter-ISP’s, die volgens Wanadoo beschikken over amm op de desbetreffende retailmarkt en/of de aanpalende wholesalemarkt. Tussen partijen staat niet ter discussie en ook voor de voorzieningenrechter staat vast dat de door Wanadoo gevraagde maatregelen verplichtingen zijn als bedoeld in artikel 6a.2, eerste lid, onder a, Tw.
6.4.2 Artikel 6b.3 Tw voorziet, voorzover hier van belang, in de mogelijkheid de procedures van de artikelen 6b.1, eerste lid, of 6b.2 Tw buiten toepassing te laten bij het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 6a.2, eerste lid, Tw.
Gelet op de tekst van artikel 6b.3 Tw en gezien de plaatsing van deze bepaling in hoofdstuk 6B Tw, dat het opschrift Consultatie draagt, heeft artikel 6b.3, eerste lid, Tw naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen verdergaande betekenis dan dat OPTA in uitzonderlijke, spoedeisende gevallen de in artikel 6b.1, eerste lid, en 6b.2 Tw bedoelde consultatieprocedures buiten toepassing kan laten bij het nemen van een besluit, teneinde de concurrentie te waarborgen of de belangen van de gebruikers te beschermen. Artikel 6b.3 Tw voorziet derhalve niet in de mogelijkheid, met toepassing van artikel 6a.2, eerste lid, aanhef en onder a, Tw verplichtingen als door Wanadoo gevraagd op te leggen, voordat de relevante markt(en) is of zijn bepaald (artikel 6a.1, eerste en tweede lid, Tw) en onderzocht (artikel 6a.1, derde en vijfde lid, Tw), waarbij dit onderzoek moet zijn afgerond (artikel 6a.1, zesde lid, Tw).
6.4.3 Ingevolge artikel 7, zesde lid, van de Kaderrichtlijn kan een nri die oordeelt dat een dringende noodzaak bestaat te handelen, in afwijking van de procedure genoemd in de leden 3 en 4, onmiddellijk evenredige en voorlopige maatregelen vaststellen, teneinde de concurrentie te waarborgen en de belangen van de gebruikers te beschermen. Uit artikel 6 van de Kaderrichtlijn blijkt dat ook de in dat artikel bedoelde raadpleging onder de in artikel 7, zesde lid, van de Kaderrichtlijn genoemde voorwaarden achterwege kan worden gelaten.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft artikel 7, zesde lid, van de Kaderrichtlijn geen verdergaande betekenis dan dat de nri’s in spoedeisende gevallen de in artikel 6 en artikel 7, derde en vierde lid, van de Kaderrichtlijn voorgeschreven consultatieprocedures buiten toepassing mogen laten. Artikel 7, zesde lid, van de Kaderrichtlijn voorziet niet in de mogelijkheid tot het treffen van voorlopige maatregelen voordat de relevante markt(en) zijn bepaald overeenkomstig artikel 15 van de Kaderrichtlijn en onderzocht overeenkomstig artikel 16, eerste lid, van deze richtlijn.
6.4.4 Het voorafgaande leidt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat de in § 6.4 genoemde vraag bevestigend moet worden beantwoord.
6.5 Vervolgens zal worden ingegaan op het standpunt van Wanadoo dat, indien de door OPTA gegeven uitleg aan artikel 6b.3 Tw rechtens juist is, dit nog niet betekent dat zij het verzoek van Wanadoo zonder meer mocht afwijzen onder de mededeling dat de analyse van de relevante markt nog niet is afgerond. Wanadoo heeft in dit verband aangevoerd dat OPTA in het bestreden besluit had moeten motiveren waarom de door haar verstrekte informatie geen grond zou vormen om deze analyse met spoed te verrichten of af te ronden.
6.5.1 De voorzieningenrechter stelt voorop dat OPTA haar eigen werkwijze vaststelt en dat haar een zeer ruime beoordelingsvrijheid toekomt bij het beantwoorden van de vraag welke werkzaamheden daarbij prioriteit hebben. De wijze waarop OPTA deze beoordelingsvrijheid invult, kan door de rechter echter wel - zij het slechts marginaal - worden getoetst.
Daarbij kan er in dit geval vanzelfsprekend niet aan worden voorbijgezien dat OPTA ingevolge artikel 6a.1, derde lid, Tw niet alleen de voor het verzoek van Wanadoo relevante markt, maar ook andere relevante markten zo spoedig mogelijk moet onderzoeken. Het toekennen van een hogere prioriteit aan de analyse van de voor de beoordeling van het verzoek van Wanadoo relevante markt kan ten koste gaan van de snelheid waarmee een andere marktanalyse wordt uitgevoerd.
6.5.2 OPTA kan haar weigering om de door Wanadoo gevraagde maatregel te treffen niet zonder meer baseren op de feitelijke constatering van het niet afgerond zijn van de voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van Wanadoo noodzakelijke marktanalyse.
Het gaat hier immers om een in belangrijke mate binnen de invloedssfeer van OPTA liggende omstandigheid. Niet op voorhand kan worden uitgesloten dat het gestelde in het verzoek van Wanadoo voor OPTA aanleiding zou behoren te vormen, de voor een inhoudelijke beslissing op dit verzoek noodzakelijke afronding van de marktanalyse, voorzover mogelijk, extra prioriteit te geven. Een dergelijke aanleiding zou in het bijzonder kunnen bestaan, indien het belang van duurzame concurrentie op de wholesalemarkt of de retailmarkt voor breedband internettoegang in zodanige mate in het geding is of zou kunnen raken dat optreden door OPTA op de kortst mogelijke termijn aangewezen is. Er kan in dit verband niet aan worden voorbijgezien dat het belang van duurzame concurrentie, dat mede ten grondslag ligt aan de in artikel 6b.3 Tw vervatte mogelijkheid in uitzonderlijke, spoedeisende gevallen voorlopige maatregelen te treffen, een hoofddoelstelling vormt van de Europese en Nederlandse wetgeving inzake telecommunicatie. Artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder a, Tw schrijft voor dat OPTA er zorg voor draagt dat zijn besluiten bijdragen aan het verwezenlijken van de in artikel 8, tweede, derde en vierde lid, van de Kaderrichtlijn genoemde doelstellingen, in elk geval door het bevorderen van concurrentie. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat OPTA voor het nemen van het bestreden besluit de vraag onder ogen had moeten zien of het verzoek van Wanadoo zulke dringende problemen betrof, dat daarin aanleiding gevonden moest worden de marktanalyse te versnellen. Aan deze verplichting kan niet afdoen het door OPTA met nadruk aangevoerde argument dat een dergelijke verplichting bij aanvragen als die van Wanadoo tot een aanzienlijke verzwaring van de werkdruk van OPTA zou leiden.
Uit het bestreden besluit en het verhandelde ter zitting blijkt niet dat aan genoemde verplichting is voldaan.
6.6 Ingevolge artikel 19, eerste lid, Wbbo juncto artikel 8:86, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
Wanadoo heeft de voorzieningenrechter verzocht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. OPTA en KPN zijn in de uitnodiging voor de zitting gewezen op dit verzoek en hebben de voorzieningenrechter toestemming verleend onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Ook aan de overige voorwaarden voor toepassing van artikel 8:86, eerste lid, Awb is voldaan.
6.7 Op grond van het vorenstaande komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat het beroep gegrond moet worden verklaard en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 Awb.
6.7.1 Gezien de sinds de indiening van de aanvraag van Wanadoo verstreken tijd ziet de voorzieningenrechter aanleiding OPTA met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, Awb op te dragen binnen vier weken na heden met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het verzoek van Wanadoo. In aanmerking genomen dat Wanadoo haar verzoek meermalen heeft toegelicht, acht de voorzieningenrechter een beslistermijn van vier weken in redelijkheid haalbaar. Dit wordt niet anders indien OPTA KPN de gelegenheid zou bieden te reageren op het verzoek van Wanadoo.
6.7.2 OPTA dient de aanvraag van Wanadoo opnieuw af te wijzen indien zij oordeelt dat deze aanvraag geen aanleiding vormt de voor een eventuele toepassing van artikel 6b.3 Tw noodzakelijke afronding van de marktanalyse te versnellen. Oordeelt zij anders dan zal zij eventueel naar analogie van artikel 4:14, derde lid, Awb een redelijke termijn dienen te noemen waarbinnen een inhoudelijk besluit op het verzoek van Wanadoo tegemoet kan worden gezien.
6.8 Nu onmiddellijk uitspraak wordt gedaan op het beroep van Wanadoo, is haar verzoek om voorlopige voorziening zonder voorwerp geraakt en moet het worden afgewezen.
6.9 De voorzieningenrechter zal bepalen dat OPTA de door Wanadoo betaalde griffierechten aan haar vergoedt. Het totaal van deze bedragen is € 546,-- (twee maal € 273,--). Voorts zal OPTA worden veroordeeld in de door Wanadoo gemaakte proceskosten. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 966,--, opgebouwd uit een punt ter waarde van € 322,-- voor het beroepschrift, een punt voor het verzoekschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting.
De voorzieningenrechter overweegt in dit verband dat, hoewel het verzoek om voorlopige voorziening zal worden afgewezen, het voor de indiening van dit verzoek betaalde griffierecht en de forfaitaire kosten voor het verzoekschrift voor vergoeding in aanmerking komen, omdat het bestreden besluit onrechtmatig is en de indiening van het verzoek, mede gezien de spoedeisendheid van het belang van Wanadoo, niet kennelijk onredelijk is te achten.