ECLI:NL:CBB:2005:AT6108
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- F.W. du Marchie Sarvaas
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Minister van Landbouw inzake extensiveringsbedrag Regeling dierlijke EG-premies
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat op 24 november 2003 is genomen. Dit besluit betreft de afwijzing van een aanvraag voor een extensiveringsbedrag op grond van de Regeling dierlijke EG-premies voor het jaar 2001. Appellant had in zijn aanvraag een oppervlakte van 178,01 hectare grasland opgegeven, maar de Minister heeft slechts 156,42 hectare geconstateerd. Dit resulteerde in een korting op het extensiveringsbedrag, wat appellant als onredelijk beschouwde. Tijdens de zitting op 21 maart 2005 was appellant niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig om het standpunt van appellant te verdedigen.
De Minister heeft in zijn besluit de bezwaren van appellant ongegrond verklaard, met als argument dat het oppervlakteverschil van 21,59 hectare, dat 13,80% van de geconstateerde oppervlakte vertegenwoordigt, correct is vastgesteld volgens de geldende regelgeving. Appellant betoogde dat de hoge veebezetting op zijn bedrijf op 3 december 2001 het gevolg was van een vervoersverbod door de uitbraak van mond- en klauwzeer (MKZ), maar het College oordeelde dat appellant niet tijdig had gemeld dat hij dieren aanhield die niet verplaatst konden worden, waardoor hij niet in aanmerking kwam voor de toepassing van een verlaagde coëfficiënt.
Het College heeft vastgesteld dat de Minister de regels correct heeft toegepast en dat de sancties die zijn opgelegd niet in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en het College heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, op 29 april 2005.