ECLI:NL:CBB:2005:AT8905
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- C.M. Wolters
- F. Stuurop
- Rechtspraak.nl
Heffing door het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud voor het jaar 2003
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 juni 2005 uitspraak gedaan over de heffingen die zijn opgelegd aan verschillende ondernemingen door het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud voor het jaar 2003. De appellanten, bestaande uit de vennootschap onder firma A en vijftien andere, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van het Hoofdbedrijfschap, dat hun bezwaarschriften tegen de opgelegde heffingen ongegrond verklaarde. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat, stelden dat zij als zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) geen voordeel ondervinden van de activiteiten van het Hoofdbedrijfschap en daarom niet verplicht zouden moeten zijn om de heffing te betalen.
De procedure begon met een beroep dat op 24 augustus 2004 bij het College werd ingediend. De appellanten hebben hun gronden van beroep nader uiteengezet in een brief van 21 september 2004, waarna het Hoofdbedrijfschap op 22 oktober 2004 een verweerschrift indiende. De zitting vond plaats op 1 juni 2005, waar beide partijen hun standpunten naar voren brachten.
Het College oordeelde dat het Hoofdbedrijfschap op grond van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo) gerechtigd was om heffingen op te leggen aan de ondernemingen, ongeacht of deze ondernemingen de activiteiten van het Hoofdbedrijfschap als nuttig beschouwen. De appellanten konden niet ontkennen dat zij ondernemingen drijven waarop de heffingsverordeningen betrekking hebben en dat zij een omzet van meer dan € 10.000,- hebben. Het College concludeerde dat de heffingen conform de geldende verordeningen waren opgelegd en dat er geen grond was om de heffingen niet te handhaven. Het beroep van de appellanten werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.