ECLI:NL:CBB:2005:AU1221

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/795
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • F. Stuurop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake EG-steunverlening akkerbouwgewassen

In deze zaak gaat het om een beroep van appellanten A, B, C en D, die in maatschapsverband opereren, tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De Minister had bij besluit van 21 januari 2004 aan de appellanten medegedeeld dat er voor het jaar 2003 geen akkerbouwsubsidie zou worden toegekend op basis van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen. Appellanten maakten bezwaar tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd door de Minister op 16 augustus 2004 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Appellanten stelden hiertegen beroep in bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, dat op 12 augustus 2005 uitspraak deed.

Tijdens de zitting op 29 juli 2005 voerden appellanten aan dat zij door bijzondere omstandigheden, zoals de gevolgen van hoogwater in 1993 en 1995 en de daarmee samenhangende planologische problemen, niet in staat waren om tijdig bezwaar te maken. Het College oordeelde echter dat de door appellanten aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Het College stelde vast dat appellanten de termijn voor het indienen van bezwaar ruimschoots hadden overschreden en dat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij door andere belangrijke zaken niet in staat waren om tijdig bezwaar te maken.

Het College concludeerde dat de Minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens oordeelde het College dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. F. Stuurop, met mr. M.S. Hoppener als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 augustus 2005.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(zesde enkelvoudige kamer)
AWB 04/795 12 augustus 2005
5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Uitspraak in de zaak van:
A, B, C en D, handelend in maatschapsverband, te X, appellanten,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. F.S. Cooke, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 21 januari 2004 heeft verweerder aan appellanten medegedeeld de maatschap voor het jaar 2003 geen akkerbouwsubsidie toe te kennen op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen.
Bij besluit van 16 augustus 2004 heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar, door appellanten bij aangetekende brief van 15 juli 2004 verzonden en door verweerder ontvangen op 16 juli 2004, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 23 september 2004, bij het College binnengekomen op 27 september 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 17 januari 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 29 juli 2005 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Namens de maatschap zijn hierbij aanwezig geweest A, C en D. Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 21 januari 2004 niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellanten het bezwaarschrift te laat hebben ingediend. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat de grote vraagstukken rond het voortbestaan van hun bedrijf, waarmee appellanten werden geconfronteerd, niet van dien aard waren dat appellanten niet in staat zijn geweest tijdig een bezwaarschrift in te dienen. De omstandigheden waarop appellanten zich hebben beroepen, maakten de termijnoverschrijding niet verschoonbaar, aldus verweerder.
2.2 Appellanten voeren in beroep aan dat verweerder de bijzondere omstandigheden miskent waarmee zij ten tijde van de bezwaartermijn werden - en nog steeds worden - geconfronteerd. Al ruim 200 jaar wordt op het bedrijf ter plaatse geboerd, maar na het hoogwater van 1993 en 1995 valt het bedrijf onder de planologie van de Maaswerken, met alle problemen van dien in de zin van bedrijfsverplaatsing en subsidieaanvragen in het kader van de Regeling bedrijfshervestiging en -beëindiging. Dit viel samen met een periode waarin de voorjaarswerkzaamheden met werkweken van 90 uur moesten worden verricht, waarbij ook nog tussentijds toestemming moest worden verleend voor archeologisch onderzoek op de landerijen. Dit alles maakte dat appellanten pas in de maand juli in de gelegenheid waren om op de afwijzende beslissing van verweerder te reageren. Aldus hebben appellanten zo spoedig mogelijk bezwaar gemaakt.
2.3 Het College stelt vast dat appellanten de termijn, waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt, ruimschoots hebben overschreden. Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellanten in verzuim zijn geweest. De door appellanten genoemde feiten en omstandigheden leveren onvoldoende grond op voor het oordeel dat appellanten niet in staat zijn geweest binnen de wettelijke termijn een bezwaarschrift in te dienen. Hoezeer ook aannemelijk is dat appellanten in beslag werden genomen door andere belangrijke zaken, niettemin hadden zij vanuit hun eigen verantwoordelijkheid aanleiding moeten zien toereikende maatregelen te nemen om te verzekeren dat tijdig - en eventueel pro forma - bezwaar werd gemaakt. Dat zij daartoe gedurende de bezwaartermijn buiten staat waren, is niet gebleken.
2.4 Uit het bovenstaande volgt dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
2.5 Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. F. Stuurop, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Hoppener als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2005.
w.g. F. Stuurop w.g. M.S. Hoppener