ECLI:NL:CBB:2005:AU2012

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
31 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/834
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • W.E. Doolaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de Minister van Landbouw inzake EG-steunverlening voor akkerbouwgewassen

In deze zaak heeft appellante, Maatschap A en A-B, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat op 24 augustus 2004 is genomen. Dit besluit verklaarde het bezwaar van appellante tegen de mededeling van 26 januari 2004, waarin een voederareaal van 227.12 ha was vastgesteld, niet-ontvankelijk. Appellante had eerder op 13 mei 2003 een aanvraag ingediend voor een oppervlakte voederareaal van 245.85 ha, maar verweerder constateerde dat dit niet overeenkwam met de werkelijkheid. De procedure begon met een brief van appellante op 1 oktober 2004, waarin zij haar beroep tegen het besluit indiende. Na het indienen van de gronden voor beroep en een verweerschrift van de verweerder, besloot het College van Beroep voor het bedrijfsleven om zonder zitting uitspraak te doen, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.

De feiten van de zaak tonen aan dat appellante meerdere keren haar voederareaal heeft willen wijzigen, maar dat verweerder in zijn brief van 26 januari 2004 enkel de geregistreerde oppervlakte vaststelde zonder dat dit als een besluit in de zin van de Awb kon worden aangemerkt. Het College oordeelde dat de brief van verweerder geen rechtsgevolg had en dat de vaststelling van de oppervlakte voederareaal slechts een voorbereidende handeling was voor de uiteindelijke beslissing op de aanvraag voor steunverlening. Het College concludeerde dat het beroep ongegrond was, omdat de brief van 26 januari 2004 niet als een besluit kon worden beschouwd. Er waren geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd gedaan op 31 augustus 2005.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Derde enkelvoudige kamer
AWB 04/834 31 augustus 2005
5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Uitspraak in de zaak van:
Maatschap A en A-B, te C, appellante,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.
1. Het verloop van de procedure
Appellante heeft bij brief van 1 oktober 2004, bij het College per fax op dezelfde datum binnengekomen, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 24 augustus 2004.
Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante tegen verweerders mededeling van 26 januari 2004 dat voor haar naar aanleiding van haar aanvraag oppervlakten 2003 in het kader van de Regeling Dierlijke EG-premies een voederareaal van 227.12 ha is vastgesteld ten behoeve van het Extensiveringsbedrag en een voederareaal dierlijke premies van 227.96 ha, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij brief van 8 december 2004 heeft appellante de gronden voor beroep ingediend.
Bij brief van 22 februari 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Vervolgens heeft hij bij brief van 14 maart 2005 de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Het College heeft besloten, met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, het onderzoek te sluiten en zonder zitting uitspraak te doen.
2. De vaststaande feiten
Op grond van de stukken zijn in deze zaak, voor zover hier van belang, de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante heeft op 13 mei 2003 bij verweerder een ingevuld formulier Gecombineerde opgave Landbouwtelling- Gebruik gewaspercelen- Aanvraag oppervlakten ingediend. Daarmee heeft zij onder meer een oppervlakte voederareaal van 245.85 ha, bestaande uit245.01 ha grasland en 0.84 ha maïs, voor registratie opgegeven.
- Naar aanleiding van met verweerder gewisselde correspondentie en gevoerde telefoongesprekken heeft appellante bij brieven van 22 september en 10 november 2003 te kennen gegeven de opgegeven oppervlakte voederareaal te willen wijzigen.
- Bij brief van 26 januari 2004 heeft verweerder appellante meegedeeld dat hij, in afwijking van de door appellante opgegeven oppervlakte voederareaal dierlijke premies van 245.85 ha, slechts 227.96 ha heeft geconstateerd. Van het ten behoeve van het Extensiveringsbedrag aangevraagde extensiveringsareaal van 245.01 ha heeft verweerder slechts 227.12 ha geconstateerd. In deze mededeling heeft verweerder daarnaast het volgende vermeld:
“Bezwaarmogelijkheid voederareaal dierlijke premies
Er is geen mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen tegen de voor u geconstateerde oppervlakte voederareaal. Wel kunt u bezwaar maken tegen het besluit Regeling dierlijke EG- premies (zoogkoeienpremie; premie voor mannelijke runderen; extensiveringsbedrag).
Dit besluit kunt u in het voorjaar 2004 verwachten. (…)”
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Daarbij heeft hij onder meer het volgende overwogen.
“(…) Een belanghebbende kan slechts bezwaar maken tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb). Onder een besluit wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een besluit in bovenstaande zin dient derhalve gericht te zijn op enig rechtsgevolg.
De brief van 26 januari 2004 betreft (voorzover het om de oppervlakte voederareaal gaat) geen besluit in de zin in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb. Deze brief beoogt slechts mee te delen dat uw opgave voederareaal is gecontroleerd en niet overeenstemt met hetgeen door u is opgegeven en dat derhalve het voederareaal met een kleinere oppervlakte is geregistreerd dan door u is opgegeven. Deze geregistreerde oppervlakte van het voederareaal krijgt pas rechtsgevolg als is besloten op een eventuele aanvraag voor stieren-, ossen- en/of zoogkoeienpremie in het kader van de Regeling dierlijke EG-premies. (…)
Ten overvloede merk ik nog op dat dat u bezwaar kunt maken tegen de geregistreerde oppervlakte voederareaal nadat op een eventueel ingediende aanvraag voor een stieren-, ossen-, en/of zoogkoeienpremie in het kader van de Regeling dierlijke EG-premies is beslist. (…)”
3. De beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) moet onder een besluit worden verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Verweerders brief van 26 januari 2004, waarbij de voor appellante geregistreerde oppervlakte voederareaal wordt vastgesteld op 227.96 ha, houdt geen rechtshandeling in, omdat zij niet op rechtsgevolg is gericht. Zoals verweerder in deze brief heeft aangegeven worden de oppervlakten voederareaal gebruikt bij de vaststelling van het maximum aantal grootvee-eenheden (GVE) waarvoor appellante stieren-, ossen-, en/of zoogkoeienpremie kan aanvragen respectievelijk voor het aan appellante toe te kennen extensiveringsbedrag. In dit licht bezien is – zoals het College reeds meermalen (onder meer in de uitspraak van 18 augustus 1999 in de zaak 98/493) heeft overwogen- de vaststelling van de oppervlakte voederareaal louter een voorbereidingshandeling voor de beslissing op een aanvraag om steunverlening in het kader van de Regeling dierlijke EG-premies. Grieven ter zake van de vaststelling van deze oppervlakte dienen dan ook – zoals verweerder zowel in de brief van 26 januari 2004 als in het bestreden besluit heeft aangegeven - in het kader van een bezwaarprocedure tegen de beslissing op die aanvraag aan de orde te komen. In dit geval is die beslissing genomen bij besluit van 26 juli 2004.
Op grond van het voorgaande komt het College tot de slotsom dat verweerder zijn brief van 26 januari 2004 terecht niet heeft aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.
Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenvweroordeling op grond van artikel 8:75 Awb zijn geen termen aanwezig.
Met toepassing van artikel 19 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, juncto artikel 8: 54 van de Awb leidt dit tot de volgende uitspraak.
4. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2005.
w.g. W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas