ECLI:NL:CBB:2006:AW2014
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- R.R. Winter
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake meststoffenvervoer naar Duitsland
In deze zaak hebben verzoeksters, A B.V. en C B.V., bezwaar gemaakt tegen een brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin toestemming werd verleend voor de overbrenging van pluimveemest naar Duitsland. De verzoeksters hebben een voorlopige voorziening gevraagd, omdat zij van mening zijn dat er een spoedeisend belang is bij het treffen van maatregelen, gezien de mogelijke financiële en logistieke problemen die kunnen ontstaan door de kwalificatie van mest als afvalstof. De voorzieningenrechter heeft de procedure en de relevante wetgeving, waaronder de Meststoffenwet en de Verordening (EEG) nr. 259/93, in overweging genomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is aangetoond, aangezien de brief van de verweerder geen belemmering vormt voor het vervoer van de mest. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is en wijst dit af. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op 27 maart 2006.