ECLI:NL:CBB:2006:AX2655
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- H.C. Cusell
- B. Hessel
- Rechtspraak.nl
Toekenning van EG-steunverlening voor akkerbouwgewassen en de gevolgen van de regelgeving
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 mei 2006 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellant A en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister, waarbij op bezwaar van appellant was beslist over de toekenning van subsidie op basis van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen. Appellant had in 2003 subsidie aangevraagd voor verschillende gewassen, maar de Minister had een deel van de subsidie teruggevorderd omdat de geconstateerde oppervlakte braak in productieregio 2 groter was dan 20% van de geconstateerde oppervlakte.
De procedure begon met een aanvraag van appellant op 14 mei 2003, gevolgd door een controle door de Algemene Inspectiedienst op 18 augustus 2003. De Minister had appellant in januari 2004 een subsidie van € 18.528,28 verleend, maar dit bedrag werd in augustus 2004 herzien naar € 16.835,81. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Het College oordeelde dat de regelgeving niet toestaat dat percelen uit verschillende productieregio's met elkaar worden verrekend voor de berekening van de subsidie. Dit betekent dat de positieve afwijkingen in de ene regio niet kunnen worden gebruikt om tekorten in een andere regio te compenseren.
Appellant voerde aan dat het onredelijk was dat er geen verband werd gelegd tussen percelen uit dezelfde gewasgroep in verschillende productieregio's. Het College oordeelde echter dat de gevolgen van het bestreden besluit voortvloeien uit de toepasselijke regelgeving en dat de Minister niet gerechtigd was hiervan af te wijken. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en het College achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.