ECLI:NL:CBB:2006:AX8356
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake varkensrechten en hardheidsregeling
In deze zaak heeft de Maatschap A, gevestigd te B, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat op 16 november 2004 is genomen. Dit besluit volgde op een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 16 augustus 2002, waarin werd bepaald dat de appellante opnieuw op haar bezwaar moest worden beslist. De appellante had zich aangemeld voor de hardheidscategorieën 3 en 5 van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij (Bhv), maar werd door verweerder niet in aanmerking geacht voor deze categorieën. De grondslag van het geschil ligt in de Wet herstructurering varkenshouderij (Whv), die op 1 september 1998 in werking trad en op 1 januari 2006 werd ingetrokken. De appellante stelde dat zij recht had op varkensrechten, maar verweerder oordeelde dat zij geen opgave had gedaan van het aantal gehouden varkens in de referentiejaren 1995 en 1996, waardoor zij niet voldeed aan de voorwaarden van het Bhv.
Tijdens de zitting op 2 mei 2006 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De appellante betoogde dat het gebruik van het woord 'helaas' in het bestreden besluit erop wijst dat ook verweerder het onterecht vond dat zij geen varkensrechten kreeg toegekend. De appellante voerde aan dat zij altijd rechtmatig varkens heeft gehouden en dat de regelgeving onbillijk uitwerkt in haar situatie. Het College oordeelde echter dat de regelgeving correct was toegepast en dat de appellante niet in aanmerking kwam voor de hardheidsregeling, omdat zij geen relevante gegevens had verstrekt.
Het College concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. van der Ham, met mr. A. Bruining als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 6 juni 2006. De beslissing van het College bevestigde dat de appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van varkensrechten, zoals vastgelegd in de wetgeving.