ECLI:NL:CBB:2006:AX8376

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/443
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • W.E. Doolaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Minister van Landbouw inzake EG-steunverlening akkerbouwgewassen

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat betrekking heeft op de herziening van een eerder besluit tot toekenning van akkerbouwsteun. Het oorspronkelijke besluit, genomen op 11 december 2003, kende appellant een akkerbouwbijdrage toe voor een oppervlakte van 5.48 ha maïs. Echter, bij een herbeoordeling op 9 juli 2004 heeft de Minister vastgesteld dat slechts 0.90 ha van het opgegeven perceel aan de voorwaarden voldeed, wat leidde tot een terugvordering van reeds uitbetaalde steun van € 550,87.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar zonder hoorzitting heeft de Minister het bezwaar ongegrond verklaard. De kern van het geschil draait om de vraag of er sprake is van een kennelijke fout in de aanvraag van appellant. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft vastgesteld dat de Minister de aanvraag niet correct heeft beoordeeld. Het College concludeert dat de aanvraag een kennelijke fout bevatte, aangezien appellant percelen met elkaar heeft verwisseld. Dit had de Minister moeten opmerken bij de controle van de aanvraag.

Het College heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Minister opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant. Tevens is de Minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van appellant, die zijn vastgesteld op € 966,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige beoordeling van aanvragen voor steunverlening en de noodzaak om alle relevante feiten en omstandigheden in overweging te nemen.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 05/443 7 juni 2006
5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
gemachtigde: ir. S. Boonstra, werkzaam bij LTO Noord te Drachten,
tegen
de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. F.S. Cooke, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 30 juni 2005, bij het College op dezelfde dag per fax binnengekomen, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 21 juni 2005.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen verweerders besluit van 9 juli 2004, waarbij een eerder besluit tot toekenning van akkerbouwsteun op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling) over het jaar 2003 is herzien en reeds uitbetaalde steun is teruggevorderd.
Bij brief van 19 augustus 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 13 april 2006 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt heeft toegelicht. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door drs. M. Honig, werkzaam bij GeoRas.
2. De grondslag van het geschil
2.1 De Regeling luidt, voorzover hier van belang:
“Artikel 3
Aan producenten van akkerbouwgewassen die een aanvraag oppervlakten indienen wordt door de minister jaarlijks ter zake van met akkerbouwgewassen ingezaaide oppervlakten of braakgelegde oppervlakten overeenkomstig de Raadsverordening, Verordening 3508/92, Verordening 2419/2001, Verordening 2316/1999, Verordening 2461/1999, deze Regeling en het overeenkomstig artikel 3 van de Raadsverordening opgestelde regioplan, subsidie verstrekt.
Artikel 4
1. Onder de voorwaarden, die voortvloeien uit de in artikel 3 genoemde verordeningen alsmede onder de bepalingen van deze Regeling, komt de producent in aanmerking voor een subsidie voor percelen akkerland: (…)
3. De producent kan percelen akkerland als bedoeld in het eerste lid vervangen door andere gronden indien:
a. de perceelsindeling of de verkaveling van het bedrijf van overheidswege wordt gewijzigd of op grond van de Plantenziektenwet beperkingen worden gesteld aan het telen van akkerbouwgewassen op het bedrijf;
b. de oppervlakte van de vervangende gronden niet groter is dan die van de te vervangen percelen akkerland;
c. voor zover van toepassing, de eigenaar, beperkt gebruiksgerechtigde, verpachter dan wel pachter van de te vervangen percelen akkerland heeft ingestemd met het vervangen van deze percelen;
d. en voorafgaande aan het betrokken verkoopseizoen schriftelijk toestemming is verkregen van LASER. Een schriftelijke aanvraag daartoe kan in de periode die loopt van 15 oktober tot en met 1 december worden ingediend.
4. (…)”
Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen luidde tot de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 118/2004 van 23 januari 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2419/2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, voorzover hier van belang:
“Artikel 12
Verbetering van kennelijke fouten
Onverminderd de voorschriften van de artikelen 6 tot en met 11 kan in geval van een door de bevoegde instantie erkende kennelijke fout, een steunaanvraag te allen tijde na de indiening worden aangepast.
Artikel 32
Kortingen en uitsluitingen bij te hoge aangifte
1. Wanneer ten aanzien van een gewasgroep de aangegeven oppervlakte groter is dan de geconstateerde oppervlakte in de zin van artikel 31, lid 2, wordt het steunbedrag berekend op basis van de geconstateerde oppervlakte, verminderd met tweemaal het vastgestelde verschil wanneer dit groter is dan 3 % of dan 2 ha, doch niet groter dan 20 % van de geconstateerde oppervlakte.
Wanneer het verschil groter is dan 20 % van de geconstateerde oppervlakte, wordt voor de betrokken gewasgroep geen aan de oppervlakte gerelateerde steun toegekend. (…)”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Naar aanleiding van een verzoek van appellant op grond van het bepaalde in artikel 4, derde lid, onder d, van de Regeling heeft verweerder bij besluit van 18 februari 2002 een vergunning wijziging definitie akkerland verleend. In plaats van het te vervangen perceel 16519.42983, waarvan 4.02 ha vervangen moest worden, heeft verweerder bepaald dat perceel 16202.43185 van 1.40 ha voor 0.90 ha voldoet aan de definitie akkerland en perceel 16199. 43169 van 3.12 ha geheel.
- In zijn aanvraag oppervlakten 2003 heeft appellant onder meer het maïsperceel 13 ( perceelnummer 16202.43185) van 1.40 ha en het maïsperceel 24 (perceelnummer 16199.43169) van 2.62 ha voor akkerbouwsteun opgegeven. Daarnaast heeft hij het maïsperceel 24 (eveneens met perceelnummer 16199.43169) van 0.50 ha opgegeven met de bijdragecode 999 (geen steun).
- Bij besluit van 11 december 2003 heeft verweerder de aanvraag 2003 goedgekeurd en appellant voor een aangevraagde en geconstateerde oppervlakte van 5.48 ha maïs een akkerbouwbijdrage toegekend van € 2012,56.
- Bij besluit van 9 juli 2004 heeft verweerder de aanvraag 2003 herbeoordeeld en het besluit van 11 december 2003 herzien. Van het aanvankelijk voor steun aanvaarde perceel 13 van 1.40 ha heeft verweerder nu slechts 0.90 ha als geconstateerd aangemerkt. Daardoor ontstaat een verschil tussen de aangevraagde en de geconstateerde oppervlakte maïs, dat, uitgedrukt in een percentage van de geconstateerde oppervlakte, 10,04 % bedraagt. Met toepassing van artikel 32 van verordening (EEG) nr. 2419/2001 heeft verweerder vervolgens een bedrag ad € 550,87 aan reeds uitbetaalde steun teruggevorderd.
- Bij brief van 12 juli 2004, aangevuld bij brief van 2 februari 2005, heeft appellant bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij brief van 25 mei 2005 heeft appellant het bezwaar nog aangevuld met een kostenspecificatie.
- Vervolgens heeft verweerder, zonder een hoorzitting te houden, het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van appellant ongegrond verklaard. Hiertoe is het volgende overwogen.
In de aan appellant afgegeven vergunning wijziging definitie akkerland van 18 februari 2002 is bepaald dat de definitie akkerland voor een oppervlakte van 0.90 ha op het perceel 16202.43185 is komen te liggen. In zijn aanvraag oppervlakten heeft appellant dit perceel echter, onder volgnummer 13, voor een oppervlakte van 1.40 opgegeven voor akkerbouwsteun. Dit betekent dat van perceel 13 een oppervlakte van 0.50 ha niet voldoet aan de definitie.
Dat appellant met de percelen 13, 24 en 25 voor in totaal 4.02 ha steun heeft aangevraagd, terwijl de gezamenlijke oppervlakte van het gedeelte van perceel 16202.43185 van 0.90 ha, dat aan de definitie voldoet, samen met perceel 16199.43169, dat is opgegeven onder de volgnummers 24 en 25, ook 4.02 ha is kan hem niet baten. Ieder perceel apart dient immers aan de voorwaarden voor steunverlening te voldoen.
Verweerder is op grond van artikel 49, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 gehouden de ten onrechte betaalde steun voor de 0.50 ha van perceel 13 die niet aan de voorwaarden voldoet, terug te vorderen.
Van een kennelijke fout in de aanvraag is geen sprake. Appellant heeft perceel 13 voor 1.40 ha voor steun opgegeven, dit is conform de door hem op de bedrijfskaart verstrekte gegevens. Aan deze aanvraag heeft verweerder niet kunnen zien dat appellant daarmee eigenlijk iets anders bedoelde. Ook de opgegeven combinatie gewascode en bijdragecode is toegestaan.
Dat appellant in zijn aanvraag 2004 wel de in zijn ogen correcte gegevens voor de percelen 13, 24 en 25 heeft opgegeven, kan hem niet baten. Hier staat slechts de aanvraag 2003 ter discussie. Wijzigingen die zich in 2004 hebben voorgedaan kunnen in het kader van dit beroep niet aan de orde komen.
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft ter onderbouwing van zijn beroep, samengevat, het volgende aangevoerd.
Verweerder heeft het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Ten onrechte heeft verweerder appellant daarmee de mogelijkheid onthouden zijn standpunt op een hoorzitting toe te lichten. Dit was alleen al gewenst, omdat het hier om een terugvordering van reeds uitbetaalde steun gaat.
Er is wel degelijk sprake van een kennelijke fout in de aanvraag. Verweerder had kunnen zien dat bij de verleende vergunning wijziging definitie akkerland appellant een premiabele oppervlakte van 4.02 ha is toegekend. Diezelfde oppervlakte heeft appellant met de opgave van de percelen 13, 24 en 25 ook voor steun in aanmerking gebracht.
In de vergunning wijziging definitie akkerland is ten onrechte nagelaten aan te geven waar de 0.90 ha die niet aan de definitie voldoet precies binnen het perceel 16202.43185 is gelegen. Bijgevolg heeft verweerder niet kunnen vaststellen waar het gedeelte van perceel 13 dat volgens verweerder niet aan de definitie voldoet, precies is gelegen.
Tenslotte zijn de gevolgen van het bestreden besluit onevenredig met de door dat besluit te dienen belangen. Verder is het besluit niet voorzien van een deugdelijke motivering.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Tussen partijen staat primair ter discussie of er sprake is van een kennelijke fout in de aanvraag. Het College is met partijen van oordeel dat beantwoording van deze vraag van doorslaggevend belang is. Immers alleen indien sprake is van een kennelijke fout kan ingevolge artikel 14 van de Verordening (EG) nr. 2419/2001 de aanvraag in de door appellant gewenste zin nog worden gewijzigd.
5.2 In zijn aanvraag heeft appellant de naast elkaar liggende percelen met perceelsnummer 16202.43185, volgens de topografische kaart groot 1.40 ha, en met perceelsnummer 16199.43169, volgens de topografische kaart groot 3.12 ha, als volgt opgegeven:
Perceel 13: 1.40 ha = perceelsnummer 16202.43518
perceel 24 van 2.62 ha + perceel 25 van 0.5 ha. = perceelsnummer 16199.43169
Volgens de op 18 februari 2002 aan appellant afgegeven vergunning wijzigingen definitie akkerland waren appellant als vervangende percelen toegewezen het perceel 16202.43185 voor 0.9 ha (zodat 0.5 ha niet onder de aanwijzing valt) en het perceel 16199.43169 geheel.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting meegedeeld dat verweerder bij de controle op een aanvraag kennis heeft van de door hem verleende vergunning wijziging definitie akkerland.
5.3 Bij beantwoording van de vraag of er sprake is van een kennelijke fout hanteert verweerder, zoals zijn gemachtigde ter zitting desgevraagd nog eens heeft bevestigd, als uitgangspunt het werkdocument AGR 49533/2002 van de Europese Commissie. Het College heeft in vaste jurisprudentie geoordeeld dit aanvaardbaar te achten.
5.4 Verweerder meent dat er uitsluitend sprake is van een kennelijke fout in de zin van dit werkdocument, indien er een tegenstrijdigheid zit in de aanvraag die wijst op een vergissing en redelijkerwijs is uitgesloten dat ten tijde van de opgave de aanvrager met zijn aanvraag beoogde te bereiken hetgeen hij invulde. Verweerder gaat er van uit, zoals zijn gemachtigde ter zitting heeft uiteengezet, dat ingevolge het werkdocument vereist is dat de aanvraag zelf een indicatie moet geven voor de aanwezigheid van een fout. De tegenstrijdigheid moet in één oogopslag uit de aanvraag zijn af te leiden. Tenslotte stelt verweerder zich op het standpunt dat het niet aan hem is om te onderzoeken welke beweegredenen een aanvrager heeft om een gedeelte van een op zich steunwaardig perceel niet voor steun op te geven.
Met deze uitleg geeft verweerder een engere uitleg aan het begrip kennelijke fout dan vermeld staat in het door hem als richtsnoer gehanteerde werkdocument. Het document vermeldt immers:
“Als algemene regel geldt dat een kennelijke fout moet worden ontdekt aan de hand van gegevens in de steunaanvraag, d.w.z. wanneer dergelijke fouten aan het licht komen dankzij een administratieve controle waarbij wordt nagegaan of de tot staving van de aanvraag verstrekte documenten en gegevens ( en met name het aanvraagformulier, de bewijsstukken, verklaringen enz. samenhangend zijn. (…)
Wanneer de lidstaten de steunaanvraag computermatig controleren, kan ook door gegevens te vergelijken met die in dezelfde databank of in andere databanken, worden nagegaan of ze samenhangend zijn, voorzover de daarin opgeslagen gegevens de steunaanvraagprocedure aanvullen of er integraal deel van uit maken. (…)
2. (…) Ook overschrijffouten die met betrekking tot identificatienummers of referentiegegevens bij de toetsing van de aanvraag aan databanken ontdekt worden, mogen gewoonlijk tot de kennelijke fouten gerekend worden (….)
3. (…) In dit verband kan er niet genoeg de nadruk op gelegd worden dat de bevoegde autoriteit in elk afzonderlijk geval een beslissing moet nemen aan de hand van alle feiten en omstandigheden waarvan ze kennis kan krijgen.
(…)”
5.5 Het College gaat er van uit dat verweerder de aanvraag niet kan controleren zonder de verleende vergunning wijziging definitie akkerland te raadplegen.
Bij raadpleging daarvan had verweerder onmiddellijk kunnen opmerken dat appellant in zijn aanvraag de percelen 16199.43169 en 16202.43185 met elkaar verwisseld heeft. De opgave van het gehele perceel 16202.43185 (waarvan 0.5 ha volgens de vergunning niet steunwaardig is) in combinatie met de opgave van een gedeelte van 0.5 ha van het met maïs bebouwde perceel 16199.43169 met de bijdragecode 999 (niet voor steun in aanmerking komend), terwijl dit gehele perceel tot akkerland bestempeld was, is alleen begrijpelijk als appellant de perceelnummers met elkaar verwisseld heeft.
Derhalve had verweerder, toen hem bij het bezwaarschrift van 12 juli 2004 werd verzocht de aanvraag nogmaals in behandeling te nemen, moeten concluderen dat de aanvraag een kennelijke fout bevatte. Het College benadrukt daarbij, dat het werkdocument niet er toe strekt een bindende interpretatie van het begrip “kennelijke fout” in artikel 12 van de Verordening (EG) nr. 2419/2001 te bieden, doch slechts voorbeelden noemt van situaties die daaronder zouden kunnen vallen, waarbij voorop blijft staan dat er sprake moet zijn van een beoordeling per geval, waarbij alle omstandigheden van dat geval in aanmerking genomen moeten worden.Verweerder had derhalve het verzoek om wijziging van de aanvraag moeten toewijzen.
5.6 Het vorenstaande leidt het College tot de slotsom dat het bestreden besluit is genomen in strijd is met artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2419/2001.
Het College zal het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant.
5.7 Het College overweegt verder dat het door appellant betaalde griffierecht door verweerder dient te worden vergoed, alsmede dat termen aanwezig zijn verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten voor door appellants gemachtigde in bezwaar en beroep verleende rechtsbijstand. Deze worden met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 966,-. Daarbij is uitgegaan van 1 punt voor het opstellen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het opstellen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting.
6. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, opnieuw beslist op het bezwaar van
appellant;
- bepaalt dat het door appellant betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) aan hem
wordt vergoed;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten aan de zijde van appellant, welke worden begroot op € 966.- ( zegge:
negenhonderdzesenzestig euro)
- wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die genoemde bedragen moet vergoeden.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2006.
w.g. W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas