ECLI:NL:CBB:2006:AX8811

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/322
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • W.E. Doolaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering subsidie aanvraag EG-steunverlening akkerbouwgewassen

In deze zaak heeft de Maatschap A, te X, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij de aanvraag voor subsidie in het kader van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen 2004 niet in behandeling werd genomen. De procedure begon met een brief van appellante op 18 mei 2005, waarin zij bezwaar maakte tegen het besluit van 8 april 2005, waarin verweerder had geweigerd de aanvraag in behandeling te nemen vanwege onvolledigheid. Tijdens de zitting op 24 februari 2006 heeft verweerder zijn standpunt toegelicht, terwijl beide maten van appellante aanwezig waren.

De kern van het geschil draait om de vraag of de aanvraag van appellante volledig was ingediend. Appellante had op 12 mei 2004 een formulier ingediend bij de Dienst Regelingen, maar verweerder stelde dat essentiële gegevens ontbraken. Ondanks een verzoek om aanvulling, heeft appellante niet tijdig de gevraagde bedrijfskaarten ingediend. Verweerder heeft het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, met de stelling dat de verantwoordelijkheid voor een volledige aanvraag bij de producent ligt.

Het College heeft vastgesteld dat appellante niet voldoende heeft aangetoond dat zij de benodigde documenten tijdig had ingediend. De communicatie tussen appellante en verweerder was niet duidelijk genoeg om aan te nemen dat verweerder afzag van het verzoek om aanvullende informatie. Het College concludeert dat de beslissing van verweerder om de aanvraag niet in behandeling te nemen op goede gronden is genomen. Het beroep van appellante wordt ongegrond verklaard, en er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(Zesde enkelvoudige kamer)
AWB 05/322 7 april 2006
5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Uitspraak in de zaak van:
Maatschap A, te X, appellante,
gemachtigde: ing. M. Wouters, werkzaam bij BM-Advisering te Hulsberg,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. A.E. Slor, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 18 mei 2005, bij het College binnengekomen op 19 mei 2005, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 8 april 2005.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen de weigering de aanvraag van appellante om subsidie in het kader van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen 2004 (hierna: de Regeling) in behandeling te nemen.
Bij brief van 25 juli 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 24 februari 2006 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij verweerder bij monde van zijn gemachtigde zijn standpunt nader heeft toegelicht. Van de zijde van appellante waren beide maten aanwezig.
2. De grondslag van het geschil
Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Op 12 mei 2004 heeft appellante een formulier, de Gecombineerde opgave 2004 voor Landbouwtelling, Gebruik gewaspercelen en Aanvraag Oppervlakten, ingediend bij de vestiging van de Dienst Regelingen in Roermond, vanwaar het is doorgestuurd naar de vestiging in Groningen. Daar is het op 14 mei 2004 ontvangen.
- Bij brief van 29 mei 2004 heeft verweerder appellante gewezen op enkele onjuistheden in de aanvraag en verzocht de aanvraag binnen veertien dagen te completeren met de originele bedrijfskaarten met daarop ingetekend alle door appellante opgegeven gewaspercelen. Hierbij is aangegeven dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen, indien essentiële gegevens ter beoordeling van de aanvraag ontbreken.
- Appellante heeft naar aanleiding van voornoemde brief telefonisch contact opgenomen met verweerder om enkele correcties door te geven.
- Bij besluit van 1 juli 2004 heeft verweerder geweigerd de aanvraag in behandeling te nemen daar de aanvraag onvolledig was.
- Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 2 augustus 2004 bezwaar gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Hiertoe is onder meer het volgende overwogen.
“ Als producent bent u er verantwoordelijk voor dat uw aanvraag volledig wordt ingediend. De gevolgen van het indienen van een onvolledige aanvraag dienen, mede gelet op de eigen verantwoordelijkheid van de producent, voor uw rekening te blijven.
(…)
Hierbij wil ik opmerken dat de vestiging Roermond van Dienst Regelingen de Gecombineerde opgave 2004 niet beoordeelt. De vestiging in Roermond heeft de aanvraag in ontvangst genomen en doorgezonden naar Dienst Regelingen in Groningen. Hier heeft een beoordeling van uw aanvraag plaatsgevonden.
(…) U bent (…) in de gelegenheid gesteld om, conform artikel 4:5 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: de Awb), binnen 14 dagen uw aanvraag aan te vullen. Ook bent u op de gevolgen gewezen die het niet aanvullen van uw opgave heeft.
Op 21 juni 2004 heeft u uw aanvraag aangevuld. U heeft uw aanvraag echter niet voldoende aangevuld. Daarom is uw aanvraag niet in behandeling genomen. Wegens het ontbreken van de specifiek gevraagde bedrijfskaarten, kon uw Aanvraag oppervlakten 2004 niet worden beoordeeld.
Ingevolge artikel 4:5, vierde lid van de Awb, kan een onvolledige aanvraag buiten behandeling worden gelaten, mits dit besluit aan de aanvrager bekend wordt gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Dienst Regelingen heeft tijdig dit besluit bekend gemaakt.
Ter beoordeling ligt de vraag of de beslissing om uw aanvraag niet in behandeling te nemen op goede gronden is genomen. Mij zijn geen feiten of omstandigheden gebleken waardoor het voor u onmogelijk was om uw aanvraag tijdig en volledig aan te vullen. De bij uw bezwaarschrift overgelegde gegevens kunnen niet alsnog leiden tot het in behandeling nemen van uw aanvraag, aangezien de termijn voor het aanvullen van de aanvraag is verstreken.”
4. Het standpunt van appellante
Appellante heeft tijdig een gecombineerde opgave 2004 bij de Dienst Regelingen in Roermond ingediend. Medewerkers van de Dienst Regelingen in Roermond hebben de aanvraag beoordeeld als een complete aanvraag en doorgezonden naar de Dienst Regelingen in Groningen. Bij de aanvraag is een bedrijfskaart ingediend.
Appellante heeft naar aanleiding van de brief van 29 mei 2004 telefonisch contact gehad met Dienst Regelingen en de correcties doorgegeven. Naar aanleiding van dit contact was appellante in de veronderstelling dat alle gegevens compleet waren voor de beoordeling van de ingediende aanvraag.
5. De beoordeling van het geschil
De vestiging van de Dienst Regelingen in Groningen heeft het aanvraagformulier van de gecombineerde opgave 2004 ontvangen, zonder de voor de beoordeling van de aanvraag vereiste bedrijfskaarten. Vervolgens zijn de bedrijfskaarten ook niet ontvangen, nadat appellante bij brief van 29 mei 2004 in de gelegenheid was gesteld het gebrek binnen veertien dagen te herstellen.
Weliswaar is deze brief – nu de kern van de boodschap in een bijlage is neergelegd – niet op de meest toegankelijke wijze geformuleerd, maar bij aandachtige kennisname, zoals die van een aanvrager van een bedrijfssubsidie verwacht mag worden, is toch niet voor twijfel vatbaar wat ermee bedoeld wordt. Appellante heeft in bezwaar en beroep verklaard dat zij de bedrijfskaarten wel degelijk in Roermond had ingeleverd. Zij heeft echter niet gereageerd op de brief van 29 mei 2004 waarin haar gemeld werd dat de kaarten niet ontvangen waren. Nu verweerder niet over de kaarten beschikte en appellante niet heeft aangetoond dat zij de kaarten niettemin heeft ingediend, kan het College zulks niet op grond van de enkele mededeling van appellante aannemen.
Appellante heeft aangevoerd op grond van haar telefonische contacten met verweerder te hebben aangenomen, dat verweerder over voldoende gegevens beschikte om de aanvraag te kunnen beoordelen. Zij heeft haar stellingen in dit opzicht echter niet nader gespecificeerd. Op basis daarvan kan niet worden aangenomen dat appellante uit deze gesprekken heeft mogen begrijpen dat verweerder bij nader inzien heeft afgezien van zijn verzoek om toezending van de bedrijfskaarten.
Conclusie moet dan ook zijn dat verweerder duidelijk genoeg heeft aangegeven voor de beoordeling van appellantes aanvraag nog bedrijfskaarten nodig te hebben, dat appellante die mededeling onvoldoende tot zich heeft laten doordringen en er in elk geval niet naar gehandeld heeft. Dus kon verweerder besluiten de aanvraag buiten verdere behandeling te laten.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep dan ook ongegrond te worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Vazquez Muñoz als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 april 2006.
w.g. W.E. Doolaard w.g. M.H. Vazquez Muñoz