ECLI:NL:CBB:2006:AX8819
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Heffing jaarlijkse bijdrage Kamer van Koophandel en inschrijfplicht voor eenmanszaak met landbouwactiviteiten
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan over de heffing van de jaarlijkse bijdrage door de Kamer van Koophandel voor het jaar 2005. Appellant, A., die een eenmanszaak drijft met landbouwgerelateerde activiteiten, heeft bezwaar gemaakt tegen de heffing, die volgens hem niet correct was. De heffing was gebaseerd op de Wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken, die bepaalt dat ondernemingen die in het handelsregister zijn ingeschreven, bijdragen moeten betalen voor wetsuitvoering, voorlichting en regiostimulering. Appellant was van mening dat hij alleen de heffing voor wetsuitvoering diende te betalen, omdat zijn onderneming niet inschrijfplichtig was volgens de Handelsregisterwet.
De Kamer van Koophandel heeft echter vastgesteld dat appellant op zijn verzoek is ingeschreven in het handelsregister, waardoor hij verplicht was om de volledige heffing te voldoen. Het College heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de vrijstelling voor landbouwbedrijven niet van toepassing was, omdat appellant een eenmanszaak heeft en niet aan een rechtspersoon of vennootschap toebehoort. Het College heeft ook opgemerkt dat appellant niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de informatie in de brochure van de Kamer van Koophandel, omdat deze niet alle mogelijke situaties beschrijft.
Uiteindelijk heeft het College het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat de Kamer van Koophandel haar besluit tot heffing van de jaarlijkse bijdrage terecht heeft gehandhaafd. De uitspraak benadrukt het belang van de inschrijfplicht en de bijbehorende verplichtingen voor ondernemers, zelfs als zij denken dat zij vrijgesteld zijn van bepaalde heffingen.