ECLI:NL:CBB:2006:AX9695
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Tijdige indiening van aanvraag voor S&O-verklaring en gevolgen van postverzending
In deze zaak heeft Astrotec Holding B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, waarbij de aanvraag voor een S&O-verklaring werd afgewezen. De aanvraag was ingediend op 27 december 2004, maar volgens de Minister was deze niet tijdig ingediend, omdat de aanvraag uiterlijk vier weken voor de aanvang van het kalenderhalfjaar waarin het loon zou worden genoten, moest worden ingediend. De aanvraag was aangetekend verzonden op 24 december 2004, maar de Minister stelde dat de aanvraag pas op 27 december 2004 was ontvangen, wat te laat was.
Astrotec Holding B.V. betoogde dat zij de aanvraag tijdig had voorbereid en dat de vertraging te wijten was aan onzorgvuldig handelen van TPG Post. De appellante voerde aan dat de aanvraag op 2 december 2004 gereed was en dat deze op die datum was aangeboden aan TPG Post. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde echter dat de Minister terecht had geconcludeerd dat de aanvraag niet tijdig was ingediend. Het College stelde vast dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd dat de aanvraag daadwerkelijk op 2 december 2004 was aangeboden.
Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van appellante was om ervoor te zorgen dat poststukken tijdig werden verzonden en dat eventuele fouten of vergissingen voor haar rekening kwamen. Het interne postboek van appellante werd niet als bewijs voor tijdige verzending geaccepteerd. Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling.