2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- In haar aanvraag akkerbouwsteun 2004 heeft appellante onder meer het maïsperceel 7 met een aangevraagde oppervlakte van 2.76 ha voor steun opgegeven.
- Op basis van een teledetectieonderzoek heeft GeoRas, het bureau dat verweerder in dergelijke zaken adviseert, aan verweerder gerapporteerd dat dit perceel 7 (opgegeven voor 2.76 ha en gemeten op 2.84 ha) niet aan de voorwaarden voor steunverlening voldoet. Het was in de referentiejaren 1987 t/m 1991 niet anders dan als grasland in gebruik.
- Ditzelfde perceel 7 met het topografische nummer 208.29.481.58 is door appellante, eveneens onder het volgnummer 7, ook opgegeven in haar aanvragen akkerbouwsteun voor de jaren 2001, 2002 en 2003. Het gegeven dat dit perceel 7 niet steunwaardig is bevonden was voor verweerder aanleiding om bij drie besluiten van 1 augustus 2005 zijn eerdere besluiten op de aanvragen over de jaren 2001, 2002 en 2003 te herzien.
- Bij het herzieningsbesluit met betrekking tot de aanvraag 2001 heeft verweerder het maïsperceel 7 met een oppervlakte van 2.76 ha, alsnog als niet geconstateerd aangemerkt. Daardoor ontstaat een verschil tussen de totale in de productieregio’s 1 en 2 aangevraagde oppervlakte voor maïs van 7.26 ha en de geconstateerde oppervlakte, dat, uitgedrukt in een percentage van de geconstateerde oppervlakte, 61,33 % bedraagt. Met toepassing van artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3887/92 heeft verweerder daarom voor de gewasgroep maïs geen steun toegekend. Het volledige reeds uitbetaalde steunbedrag ad € 3036,58 is daarom teruggevorderd.
- Bij het herzieningsbesluit met betrekking tot de aanvraag 2002 heeft verweerder het maïsperceel 7 met een oppervlakte van 2.76 ha, alsnog als niet geconstateerd aangemerkt. Daardoor ontstaat een verschil tussen de totale in de productieregio’s 1 en 2 aangevraagde oppervlakte voor maïs van 8.93 ha en de geconstateerde oppervlakte, dat, uitgedrukt in een percentage van de geconstateerde oppervlakte, 44,815 % bedraagt. Met toepassing van artikel 32 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 heeft verweerder daarom voor de gewasgroep maïs geen steun toegekend. Het volledige reeds uitbetaalde steunbedrag ad € 3374,02 is derhalve teruggevorderd.
- Bij het herzieningsbesluit met betrekking tot de aanvraag 2003 heeft verweerder het maïsperceel 7 met een oppervlakte van 2.76 ha, alsnog als niet geconstateerd aangemerkt. Daardoor ontstaat een verschil tussen de totale in de productieregio’s 1 en 2 aangevraagde oppervlakte voor maïs van 7.26 ha en de geconstateerde oppervlakte, dat, uitgedrukt in een percentage van de geconstateerde oppervlakte, 61,33 % bedraagt. Met toepassing van artikel 32 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 heeft verweerder daarom voor de gewasgroep maïs geen steun toegekend. Het volledige reeds uitbetaalde steunbedrag ad € 2666,31 is derhalve teruggevorderd.
- Tegen genoemde besluiten tot terugvordering heeft appellante bij brief van 9 september 2005, aangevuld bij brief van 24 oktober 2005, bezwaar gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder, na een op 8 december 2005 gehouden hoorzitting, het bestreden besluit genomen.