2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Met zijn aanvraag oppervlakten 2004 heeft appellant onder meer de maïspercelen 13 (opgegeven voor 1.65 ha) en 15 (opgegeven voor 1.00 ha) en het perceel 14 met groene braak (opgegeven voor 1.70 ha) aangemeld voor akkerbouwsteun.
- Naar aanleiding van deze aanvraag heeft GeoRas, het bureau dat verweerder in dergelijke zaken adviseert, een teledetectiecontrole uitgevoerd. Daarbij is gebleken dat de percelen 13, 14 en 15 gezamenlijk een oppervlakte hebben van 4.27 ha. De gezamenlijke oppervlakte van 4.27 ha voldoet niet aan de definitie akkerland.
- Naar aanleiding van de bevindingen van GeoRas heeft verweerder bij zijn beslissing op de aanvraag 2004 van 27 december 2004 onder meer overwogen dat genoemde percelen als niet steunwaardig moeten worden aangemerkt. Een tegen dit besluit gericht bezwaar heeft verweerder bij besluit van 20 mei 2005 ongegrond verklaard. Hiertegen is door appellant geen beroep ingesteld bij het College.
- In zijn aanvraag oppervlakten 2001 heeft appellant de percelen 13, 14 en 15 uit de aanvraag 2004, als maïsperceel 4 met een oppervlakte van 4.30 ha, voor akkerbouwsteun opgegeven.
In zijn aanvraag oppervlakten 2002 heeft appellant de oppervlakte van de percelen 13, 14 en 15 uit de aanvraag 2004, onder de nummers 10 (groot 0.54 ha en met gewas snijmaïs) en 11 (groot 3.81 ha en opgegeven als groene braak) voor akkerbouwsteun opgegeven.
In zijn aanvraag oppervlakten 2003 heeft appellant de percelen 13, 14 en 15 uit de aanvraag 2004, als perceel 13 (groot 3.52 ha en opgegeven als groene braak) en perceel 14 (groot 0.80 en beteeld met snijmaïs) voor akkerbouwsteun opgegeven.
- Het feit dat appellante de niet steunwaardig bevonden percelen 13, 14 en 15 ook voor steun heeft opgegeven in de jaren 2001, 2002 en 2003 is voor verweerder aanleiding geweest de reeds genomen beslissingen op de aanvragen over die jaren te herzien en de reeds betaalde akkerbouwsteun terug te vorderen. Dit heeft geleid tot een drietal op 1 augustus 2005 gedateerde herzieningsbesluiten.
- Bij het herzieningsbesluit betreffende de aanvraag 2001 heeft verweerder het maïsperceel 4 voor slechts 0.03 ha premiewaardig bevonden.
Aangezien appellant in 2001 in totaal 13.17 ha maïs voor steun heeft opgegeven is door het alsnog niet aanvaarden van perceel 4 een verschil tussen de aangevraagde en de geconstateerde oppervlakte maïs ontstaan, dat, uitgedrukt in de geconstateerde oppervlakte, 47,98 % bedraagt. Verweerder heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3887/92 en vastgesteld dat voor de gewasgroep maïs geen steun kan worden toegekend. Daarom heeft hij het op deze aanvraag reeds uitbetaalde steunbedrag (inclusief een nabetaling) van € 5483,87 teruggevorderd.
- Bij het herzieningsbesluit betreffende de aanvraag 2002 heeft verweerder van het maïsperceel 10 slechts 0.08 ha als steunwaardig aangemerkt. Het perceel groene braak met volgnummer 11 van 3.81 ha heeft verweerder in zijn geheel niet steunwaardig bevonden.
Binnen de gewasgroep maïs ontstaat door het grotendeels niet aanvaarden van perceel 10 een verschil tussen de aangevraagde oppervlakte van 30.24 ha en de geconstateerde oppervlakte, dat, uitgedrukt in de geconstateerde oppervlakte 1.54 % bedraagt. Met toepassing van artikel 31, tweede lid van Verordening (EG) nr. 2419/2001 is dan de geconstateerde oppervlakte uitgangspunt voor de voor maïs toe te kennen steun.
Binnen de gewasgroep braak is door het alsnog niet aanvaarden van perceel 11 een verschil tussen de aangevraagde oppervlakte van 3.81 ha en de geconstateerde oppervlakte ontstaan, dat, uitgedrukt in de geconstateerde oppervlakte, meer dan 20% bedraagt. Met toepassing van artikel van artikel 32 van Verordening (EG)
nr. 2419/2001 is daarom geen steun toegekend voor de gewasgroep braak. Door het niet aanvaarden van het braakperceel 11 voldoet appellant tevens niet meer aan zijn minimale braakverplichting. Verweerder heeft de voor maïs toe te kennen steun daarom beperkt tot de oppervlakte die nodig is voor de productie van 92 ton maïs overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1251/1999, te weten 13.81 ha.
Gevolg hiervan is dat van de op de aanvraag 2002 reeds uitbetaalde steun ad
€ 12516,69 een bedrag van € 7291,20 wordt teruggevorderd.
- Bij het herzieningsbesluit betreffende de aanvraag 2003 heeft verweerder het groene braak perceel 13 in zijn geheel als niet steunwaardig aangemerkt. Van het maïsperceel 14 heeft verweerder slechts 0.05 ha als steunwaardig aangemerkt.
Daardoor is een verschil tussen de aangevraagde oppervlakte maïs van 30.40 ha en de geconstateerde oppervlakte ontstaan, dat, uitgedrukt in de geconstateerde oppervlakte 2.77 % bedraagt. Op grond van artikel 31, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 is dan de geconstateerde oppervlakte uitgangspunt voor de voor maïs toe te kennen steun.
Door het grotendeels niet aanvaarden van het braakperceel 13 is een verschil ontstaan tussen de aangevraagde oppervlakte braak van 3.52 ha en de geconstateerde oppervlakte, dat, uitgedrukt in de geconstateerde oppervlakte meer dan 20 % bedraagt. Met toepassing van artikel 32 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 heeft verweerder daarom voor de gewasgroep alsnog geen steun toegekend.
Door het niet aanvaarden van het braakperceel 13 voldoet appellant tevens niet meer aan zijn minimale braakverplichting. Verweerder heeft de voor maïs toe te kennen steun daarom beperkt tot de oppervlakte die nodig is voor de productie van 92 ton maïs overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1251/1999, te weten 13.81 ha. Gevolg hiervan is dat van de op de aanvraag 2003 reeds uitbetaalde steun een bedrag van € 703,49 wordt teruggevorderd.
- Tegen deze herzieningsbesluiten heeft appellant op 8 augustus 2005 drie afzonderlijke bezwaarschriften, aangevuld bij brief van 20 september 2005, ingediend.
- Bij brief van 12 oktober 2005 heeft appellant meegedeeld dat hij afziet van het recht om te worden gehoord.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.