3. Het bestreden besluit en de daarbij gegeven toelichting
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van appellante niet-ontvankelijk verklaard, voorzover zij betrekking hebben op de definitie akkerland 2005 en eventuele procedures tot terugvordering. Daarnaast zijn de bezwaren gegrond verklaard ten aanzien van de grootte van de geconstateerde oppervlakte van perceel 9. Voor het overige zijn de bezwaren ongegrond verklaard. Daartoe is het volgende overwogen.
Bij het besluit op de aanvraag van 17 januari 2005 werd het niet voor steun in aanmerking komende gedeelte van perceel 9 vastgesteld op 1.70 ha. Naar aanleiding van de bezwaren van appellante heeft verweerder de zaak voor nader advies voorgelegd aan GeoRas. Hieruit is naar voren gekomen dat het niet aanvaarde zuidelijk perceelsgedeelte moet worden verkleind tot 1.33 ha. Het verschil tussen de aangevraagde en de geconstateerde oppervlakte maïs wordt daarmee 4,48%. Toepassing van artikel 32, eerste lid, van Verordening 2419/2001 leert dat de steun voor de gewasgroep maïs dan moet worden berekend over de geconstateerde oppervlakte maïs minus twee maal het verschil tussen de gevraagde en de geconstateerde oppervlakte. Dit betekent dat het subsidiebedrag voor maïs wordt vastgesteld op € 9849,47 en dat de subsidie voor groene braak € 465,90 bedraagt. Totaal bedraagt de steun dus € 10315,37.
De eigenaar van het perceel 9 tijdens de referentiejaren zou appellante hebben meegedeeld dat het perceel steeds als één geheel met hetzelfde gewas beteeld is geweest. Deze enkele mededeling is onvoldoende om daaruit te concluderen dat het perceel dus in enig referentiejaar geheel met een akkerbouwgewas beteeld is geweest. In welk jaar dan welk akkerbouwgewas werd geteeld blijft onduidelijk.
Ten onrechte veronderstelt appellante dat verweerder reeds eerder had kunnen kenbaar maken dat naar zijn mening een gedeelte van perceel 9 niet aan de voorwaarden voor steunverlening voldoet. Verweerder beschikte pas per medio november 2004 over de satellietbeelden die werden gebruikt bij de door GeoRas gemaakte analyse. Daarenboven is het in vaste jurisprudentie niet onaanvaardbaar bevonden dat verweerder, die slechts steekproefsgewijs controleert, eerst fijnmazig, en later meer uitgebreid aan de hand van satellietbeelden, de aanvragen controleert.
Eveneens is het vaste jurisprudentie dat om de conclusies van GeoRas aan de hand van interpretatie van satellietbeelden te weerleggen tegenbewijs op perceelsniveau moet worden geleverd. Appellante is daarin niet geslaagd. Hieraan doet niet af dat het voor appellante niet gemakkelijk is tegenbewijs uit de referentieperiode ter tafel te brengen.
Het opgeven van percelen die niet (geheel) aan de voorwaarden voldoen komt voor het risico van appellante.
Verweerder is gehouden de in artikel 32 van Verordening 2419/2001 omschreven sancties toe te passen. Verweerder heeft geen ruimte om terzake een belangenafweging te maken. Door artikel 32 toe te passen heeft verweerder aangegeven niet in twijfel te trekken dat appellante te goeder trouw heeft gehandeld. Indien er sprake zou zijn geweest van opzet zou een andere zwaardere sanctie zijn opgelegd.
In artikel 44 van genoemde Verordening is onder meer bepaald dat geen sancties worden opgelegd als de aanvrager kan bewijzen dat hem geen schuld treft van het opgeven van een niet steunwaardig perceel. Voor een succesvol beroep op dit artikel is vereist dat appellante over schriftelijke bewijsstukken beschikt van vóór de indiening van de aanvraag, waaruit zij redelijkerwijs de conclusie kon trekken dat perceel 9 geheel aan de voorwaarden voldeed. Daarvan is niet gebleken. De mondelinge mededeling van de vorige eigenaar is in dit verband onvoldoende.
Voorzover appellante betoogt dat de in 2005 gewijzigde definitie akkerland dient te worden toegepast en voorzover zij bezwaar maakt tegen de terugvordering van reeds uitbetaalde steun, geldt dat deze bezwaren in het kader van het beroep tegen het besluit op de aanvraag 2004 niet aan de orde kunnen komen.
In het verweerschrift heeft verweerder hieraan toegevoegd dat appellantes stelling dat het perceel 9 eind 1991 zwarte grond was in afwachting van de teelt van een akkerbouwgewas in 1992 niet met objectieve bewijsstukken is onderbouwd. Satellietbeelden uit 1992 kunnen niet aantonen dat er in 1991 sprake was van akkerland, want de grond kan ook in het voorjaar van 1992 zijn omgeploegd.
De grieven met betrekking tot het niet beslissen op het verzoek om een kostenveroordeling en het verzoek om toekenning van wettelijke rente werden per abuis niet aan de orde gesteld in het bestreden besluit. Dit is hersteld bij het herzieningsbesluit van 12 oktober 2005, terwijl in verweerders brief van 18 oktober 2005 wettelijke rente werd toegekend.