ECLI:NL:CBB:2006:AY9793
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F. Stuurop
- Rechtspraak.nl
Toekenning van EG-steunverlening voor akkerbouwgewassen en de interpretatie van satellietbeelden
In deze zaak heeft appellant, een akkerbouwer, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat zijn aanvraag voor akkerbouwsteun voor het jaar 2004 had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de bevindingen van GeoRas, dat de opgegeven percelen niet voldeden aan de voorwaarden voor subsidiëring, omdat deze in de referentiejaren als grasland waren gebruikt. Appellant had zijn aanvraag ingediend op 23 februari 2006, en de Minister had op 17 januari 2006 een besluit genomen waarin de bezwaren van appellant tegen een eerder besluit van 11 januari 2005 werden afgewezen.
De procedure omvatte een hoorzitting op 8 augustus 2006, waar appellant en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Minister. De kern van het geschil draaide om de vraag of de percelen, die appellant had opgegeven voor steun, daadwerkelijk als akkerland konden worden aangemerkt, gezien de eerdere gebruiksstatus als grasland. Appellant voerde aan dat hij in goed vertrouwen had gehandeld en dat de Minister ten onrechte geen satellietbeelden uit de referentiejaren had betrokken bij de beoordeling.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat het aan appellant was om aan te tonen dat de percelen in de referentiejaren niet als grasland waren gebruikt. De rechtbank concludeerde dat de Minister op goede gronden had besloten om de aanvraag af te wijzen, omdat appellant niet had kunnen bewijzen dat de percelen aan de subsidievoorwaarden voldeden. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en de rechtbank benadrukte dat de interpretatie van satellietbeelden een deskundige beoordeling vereist, waarbij GeoRas als gecertificeerd bedrijf werd erkend.
De uitspraak bevestigde dat de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van juiste informatie bij de aanvrager ligt, en dat de Minister niet verplicht was om goedkeuring te geven voor percelen die niet aan de voorwaarden voldeden. De beslissing van de Minister werd in stand gehouden, en er werd geen veroordeling in proceskosten opgelegd.