ECLI:NL:CBB:2006:AZ4325

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/707
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • M.A. van der Ham
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake varkensrechten op basis van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij

In deze zaak heeft appellante, A CV, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar aanvraag voor varkensrechten op basis van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij (Bhv) werd afgewezen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 23 november 2006 uitspraak gedaan. De procedure begon met een besluit van 10 juni 2005, waarin aan appellante werd meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwam voor de hardheidsgevallen van het Bhv. Dit besluit werd op 12 augustus 2005 door de Minister ongegrond verklaard. Appellante heeft hiertegen op 20 september 2005 beroep ingesteld, waarna de gronden van het beroep op 20 oktober 2005 zijn ingediend. Tijdens de zitting op 12 oktober 2006 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.

Het College heeft vastgesteld dat het bestreden besluit correct was ondertekend door de sectormanager van de Dienst Regelingen, en dat er geen sprake was van onbevoegdheid. Het College concludeerde dat appellante niet in aanmerking kwam voor de berekening van varkensrechten, omdat zij haar aanmeldingsformulier te laat had ingediend. Appellante had het formulier vóór 13 december 2002 moeten opsturen, maar dit was pas op 16 januari 2003 ontvangen. Het College verwierp het betoog van appellante dat zij mocht vertrouwen op de door verweerder aangegeven wijze van verzending, en oordeelde dat de omstandigheden in haar geval niet vergelijkbaar waren met eerdere uitspraken waarin de tijdige verzending aannemelijk werd gemaakt. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten aan de zijde van de Minister toegewezen.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(Vijfde kamer voor enkelvoudige zaken)
AWB 05/707 23 november 2006
16500 Wet herstructurering varkenshouderij
Uitspraak in de zaak van:
A CV, te B, gemeente C, appellante,
gemachtigde: mr. A.A.M. van Beek, advocaat te Tilburg,
tegen
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. F. Nijnuis, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2005 is aan appellante namens verweerder meegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor toepassing van één der hardheidsgevallen van het (per 1 januari 2006 vervallen) Besluit hardheidsgevallen herstructureringvarkenshouderij (Bhv).
Bij besluit van 12 augustus 2005 heeft verweerder het hiertegen gericht bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 20 september 2005, bij het College op die datum binnengekomen, beroep ingesteld.
Op 20 oktober 2005 heeft appellante de gronden van het beroep ingediend.
Bij brief van 22 december 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 12 oktober 2006 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunt nader uiteen hebben gezet.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Het College stelt vast dat het bestreden besluit ondertekend is "bij afwezigheid van" en derhalve namens de sectormanager Bezwaar en Beroep Dienst Regelingen, die blijkens artikel 8 van het Mandaatbesluit LNV Dienst Regelingen gemachtigd is namens verweerder beslissingen op bezwaar als de onderhavige te nemen en te ondertekenen. Aangezien voormelde functionaris zowel beslissings- als ondertekeningsmandaat toekomt, is, anders dan appellante meent, geen sprake van een onbevoegd genomen besluit.
Aan de - kennelijk abusievelijke - vermelding van de Inspecteur van de Dienst Regelingen komt niet de betekenis toe die appellante daaraan gehecht wil zien.
2.2 In het bestreden besluit is geconcludeerd dat terecht is besloten appellante niet in aanmerking te brengen voor de berekening van varkensrechten op basis van het Bhv. Blijkens het meldingsformulier beoogde appellante in aanmerking te komen voor enig (verruimd) hardheidsgeval op grond van het Bhv, zoals dat na de wijziging per 1 november 2002 met terugwerkende kracht per 1 september 1998 heeft gegolden.
Ingevolge artikel II, eerste lid, van het Wijzigingsbesluit (Stb 2002, 465) had appellante het aanmeldingsformulier, dat is gedateerd 11 december 2002, vóór 13 december 2002 aan verweerder(s Bureau Heffingen, thans Dienst Regelingen) moeten opsturen.
Volgens verweerder is het formulier echter pas op 16 januari 2003, en dus te laat, bij Bureau Heffingen binnengekomen, hetgeen gestaafd wordt door het daarop aangebrachte datumstempel van ontvangst.
2.3 Appellante stelt dat verweerder had moeten uitgaan van de door haar gestelde - tijdige - verzenddatum en vindt dat zij erop mocht vertrouwen dat het volgen van de door verweerder aangegeven wijze van verzending - door middel van antwoordnummers en antwoordenveloppen - voldoende waarborgen biedt voor een goede verwerking van haar meldingsformulier. Appellante beroept zich in dit verband op de uitspraak van het College van 9 september 2003, <www. rechtspraak.nl >, LJN AL8152.
2.4 Appellantes betoog faalt. Aan de door haar genoemde uitspraak komt voor de onderhavige beoordeling geen betekenis toe, aangezien in het daarin aan de orde zijnde geval sprake was van bijkomende omstandigheden die, zoals ook verweerder heeft gesteld, de gestelde tijdige verzending aannemelijk maakte. Hiervan is in dit geval geen sprake.
De door appellante gestelde kerstdrukte die omstreeks de gestelde datum van verzending reeds bij TPG Post heerste, maakt niet aannemelijk dat het poststuk verweerder pas ruim een maand na de gestelde datum van verzending heeft bereikt. Dat appellante er niet voor heeft gekozen om ter vaststelling van het tijdstip van verzending, de aanvraag aangetekend te verzenden, is een omstandigheid die voor haar eigen risico moet blijven. Dat verzending is geschied door gebruikmaking van een door verweerder ter beschikking gestelde retourenvelop - in feite een vorm van regulier postverkeer - maakt dat niet anders. Het College verwijst in dat verband naar de uitspraak van het College van 5 december 2003 (AWB 03/219, < www. rechtspraak.nl > LJN: AO1119) waarin gelijksoortige overwegingen tot dezelfde conclusie leidden.
2.5 De slotsom is dat het beroep ongegrond is.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.A. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. A. Bruining als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 23 november 2006.
w.g. M.A. van der Ham w.g. A. Bruining