ECLI:NL:CBB:2006:AZ5797
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing akkerbouwsteun op basis van niet-geconstateerde percelen
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat zijn aanvraag voor akkerbouwsteun voor het jaar 2003 heeft afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de vaststelling dat de opgegeven percelen niet geconstateerd waren en dat er een te groot verschil was tussen de aangevraagde en de geconstateerde oppervlakte. Appellant had in zijn aanvraag een totale oppervlakte van 138,20 hectare opgegeven, waarvan 87,70 hectare voor steun in aanmerking kwam. De Minister had echter vastgesteld dat een aantal percelen te groot was opgegeven en dat andere percelen niet geconstateerd waren, wat leidde tot een uitsluitingsbedrag van € 36.912,83. Na bezwaar van appellant werd dit bedrag herzien naar € 23.684,72, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting heeft appellant betoogd dat hij aan alle voorwaarden voor groene braak heeft voldaan en dat de percelen niet voor een winstgevende bestemming zijn gebruikt. De Minister stelde echter dat de percelen in opdracht van de gemeente Almere waren opgespoten met zand om ze bouwrijp te maken, wat volgens de regelgeving niet toegestaan is voor braakgelegde grond. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft uiteindelijk geoordeeld dat de Minister ten onrechte toepassing heeft gegeven aan de regelgeving, omdat het enkel laten liggen van zand geen winstgevend gebruik is. Het College heeft het bestreden besluit vernietigd en de Minister opgedragen opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant. Tevens is de Minister veroordeeld in de proceskosten van appellant, vastgesteld op € 644,00, en het griffierecht van € 138,00 moet worden vergoed.