ECLI:NL:CBB:2006:AZ5869
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen boete opgelegd wegens overtreding Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant A, eigenaar van een grand-café, tegen een boete die hem is opgelegd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wegens overtredingen van de Warenwet. De boete van € 900,- werd opgelegd na een inspectie op 18 augustus 2004, waarbij ernstige vervuiling in de keuken van het bedrijf werd vastgesteld. Appellant heeft de boete betwist en stelde dat de vervuiling het gevolg was van wateroverlast door een naastgelegen parkeerterrein. De rechtbank te Rotterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Tijdens de zitting op 19 oktober 2006 was appellant niet aanwezig, maar de minister werd vertegenwoordigd door drs. J.M. Cornax van de Voedsel en Waren Autoriteit. Het College heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de bevindingen van de controleambtenaar en de verklaringen van appellant. Het College concludeerde dat de minister terecht een boete had opgelegd, gezien de ernst van de vervuiling en het feit dat appellant erkende dat de keuken niet schoon was.
Het College oordeelde dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen en dat de opgelegde boete evenredig was aan de aard en ernst van de overtreding. Appellant's beroep op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat hij geen concrete voorbeelden had gegeven van andere bedrijven die in vergelijkbare omstandigheden niet waren beboet. Uiteindelijk bevestigde het College de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond.