ECLI:NL:CBB:2006:AZ5875

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/809
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Wolters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende heretiketteringsbesluiten

In deze zaak heeft A B.V. op 6 juni 2005 een verzoek ingediend bij het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen om de publicatie van heretiketteringsbesluiten te beperken. Dit verzoek werd op 7 juli 2005 afgewezen, waarna A B.V. bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 17 februari 2006 ongegrond verklaard. A B.V. heeft vervolgens op 29 maart 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit. Op 6 november 2006 heeft A B.V. een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van het College. De zitting vond plaats op 21 november 2006, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 19 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is, omdat niet langer voldaan wordt aan het vereiste van connexiteit tussen het verzoek en de beroepsprocedure. De uitspraak van het College op 28 november 2006 verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Enkelvoudige kamer voor spoedeisende zaken
AWB 06/809 28 november 2006
40000 Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:
A B.V., te X, verzoekster,
gemachtigde: mr. P.J.M. Gerritsen, advocaat te Utrecht,
tegen
het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen, verweerder,
gemachtigde: mr. J.H. Geerdink, advocaat te ‘s-Gravenhage.
1. De procedure
Bij brief van 6 juni 2005 heeft verzoekster verweerder verzocht “de publicatie van heretiketteringsbesluiten in de toekomst te beperken tot het drie pagina’s tellende wijzigingsbesluit zonder bijlage 1” en “alle reeds geplaatste heretiketteringsbesluiten te beperken tot het wijzigingsbesluit zonder bijlage 1”.
Tegen de afwijzing van dit verzoek bij brief van 7 juli 2005 heeft verzoekster bij brief van 12 juli 2005 bezwaar gemaakt, welk bezwaar verweerder bij besluit van 17 februari 2006 ongegrond heeft verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 29 maart 2006 beroep bij het College ingesteld (AWB 06/282).
Bij brief van 6 november 2006 heeft verzoekster zich met een verzoek om voorlopige voorziening tot de voorzieningenrechter van het College gewend.
Het onderzoek ter zitting heeft op 21 november 2006 plaatsgehad, waarbij partijen bij gemachtigde zijn verschenen. De gemachtigde van appellante werd vergezeld door B, manager R&D Benelux bij A B.V. Namens verweerder was tevens aanwezig mr. J.L. Rol.
2. De beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kan, indien, voor zover hier van belang, bij het College beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van het College op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het College bij uitspraak van 28 november 2006 verzoeksters beroep tegen het besluit van 17 februari 2006 ongegrond heeft verklaard. Nu niet langer wordt voldaan aan het uit artikel 8:81 Awb volgende vereiste van connexiteit tussen het verzoek om voorlopige voorziening en de beroepsprocedure in het kader waarvan dit verzoek is ingediend, moet het verzoek om voorlopige voorziening naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. De beslissing
De voorzienigenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters, in tegenwoordigheid van mr. C.G.M. van Ede als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 november 2006.
w.g. C.M. Wolters w.g. C.G.M. van Ede