2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Naar aanleiding van het feit dat voor de varkenshouderij gevestigd aan de C te B geen varkensrechten waren geregistreerd en door het aldaar gevestigde bedrijf stelselmatig het uitbreidingsverbod van artikel 15 Whv werd overtreden, heeft verweerder op grond van artikel 27 Whv op 5 maart 2003 aan D B.V. (hierna: D), een dagquotum van nul varkenseenheden opgelegd.
- Wegens overtreding van het dagquotum heeft verweerder op 1 maart 2004 aan D een last onder dwangsom opgelegd.
- Bij besluit van 26 augustus 2004 heeft verweerder - onder meer - het tegen die last ingediende bezwaarschrift ongegrond verklaard.
- In april 2004 heeft D aan verweerder bericht dat zij inmiddels is genaamd Belmij Ruim Zicht B.V. (hierna: Ruim Zicht) en is gevestigd te E.
- Vanaf september 2004 heeft A aan verweerder(s Dienst Regelingen) kennis gegeven van de overgang naar hem van varkensrechten. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder bij 'overzichten bedrijfssituatie' van 29 september 2004 en van
2 en 29 november 2004 aan A meegedeeld over hoeveel varkensrechten hij beschikt.
- Bij brief van 4 november 2004 heeft (onder meer) A verweerder verzocht het dagquotum van nul varkenseenheden binnen vijf dagen in te trekken. Tegen het uitblijven van een beslissing op dat verzoek is op 15 november 2004 bezwaar gemaakt.
- Op 24 november 2004 heeft de voorzieningenrechter van het College beslist op onder meer door A ingediende verzoeken om voorlopige voorzieningen (AWB 04/911 en 04/933, LJN AR6641). Deze verzoeken zijn ingediend in verbinding met bezwaarschriften tegen een besluit van verweerder van 5 november 2004 en tegen het uitblijven van een beslissing op het hiervoor vermelde verzoek van 4 november 2004. Bij evengenoemd besluit van 5 november 2004 heeft verweerder geweigerd kort voordien door derden aan A geleverde en op diens naam geregistreerde varkensrechten wederom (als niet meer benutbaar in 2004) op naam van die derden te registreren.
- Vanaf 1 januari 2005 wordt het varkensbedrijf aan de C te B op naam van A geëxploiteerd.
- Bij uitspraak van het College van 5 april 2005 (AWB 04/787 en 04/813, LJN AT4977) is het beroep van D/Ruim Zicht tegen de hiervoor vermelde beslissing op bezwaar van 26 augustus 2004, strekkende tot handhaving van de last onder dwangsom, ongegrond verklaard. Bij die uitspraak is tevens het tegen die beslissing ingestelde beroep van A, voorzover dat betrekking had op het uitbreiden van de last onder dwangsom tot hem, naar verweerder doorgezonden teneinde het als bezwaarschrift in behandeling te (doen) nemen.
- Naar aanleiding van voormelde uitspraak heeft de gemachtigde van A zich bij brief van 12 april 2005 tot verweerder gewend. In deze brief is onder meer gesteld dat A geen houder van varkens is, dat in verband met het verwerven en registreren van varkensrechten intrekking van het dagquotum dient plaats te vinden en dat er voor oplegging van een dwangsom geen ruimte meer bestaat.
- Verweerder heeft A bij brief van 12 mei 2005 onder meer gevraagd of (na juni 2004) sprake is van een wijziging van de feitelijke omstandigheden met betrekking tot de varkenshouderij op C te B en door wie en ten behoeve waarvan varkensrechten zijn verworven.
- Bij besluit van 20 mei 2005 heeft verweerder het bezwaar van (o.m.) A tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek van 4 november 2004, niet-ontvankelijk verklaard. Het tegen dat besluit gerichte beroep is door het College bij uitspraak van 28 juni 2006 (AWB 05/423, LJN AY4277) gegrond verklaard.
- Bij brief van 23 mei 2005 heeft A gesteld dat de ten name van hem geregistreerde varkensrechten zijn eigendom zijn en op zijn naam geregistreerd dienen te blijven, en dat van wijziging van die registratie naar Ruim Zicht geen sprake kan zijn. In deze brief is voorts meegedeeld dat Ruim Zicht al geruime tijd geen houder van varkens meer is en dat de varkenshouderij aan de C te B inmiddels wordt uitgeoefend door A.
- Op 26 mei 2005 is door (o.m.) A andermaal bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een tijdige beslissing op het verzoek tot aanpassing van het dagquotum.
- Bij brief van 7 juni 2005 heeft A zijn standpunt, zoals verwoord in de brief van 23 mei 2005, herhaald. Tevens heeft hij in reactie op het verzoek van verweerder van 12 mei 2005 gesteld dat artikel 27, vierde lid, Whv zich gelet op verweerders eigen standpunt dienaangaande, tegen wijziging van de - tenaamstelling van de - registratie van varkensrechten verzet en dat zijns inziens ook de formele rechtskracht van de registratieberichten aan een dergelijke wijziging in de weg staat. In deze brief concludeert A dat het dagquotum, dat rust en ook slechts kan rusten op het bedrijf aan de C te B, moet worden opgeheven.
- Bij brief van 10 juni 2005 heeft verweerder meegedeeld bereid te zijn het dagplafond aan te passen, zodra de situatie met betrekking tot het bedrijf en de verworven varkensrechten duidelijk is geworden.
- In reactie daarop is namens A bij brief van 15 juni 2005 - onder meer - gesteld dat vanaf het moment dat hij op het bedrijf aan de C te B varkens is gaan houden, werd beschikt over varkensrechten. Zijn inziens is er dan ook geen enkele reden het dagquotum (en de daaraan verbonden last onder dwangsom) jegens hem te handhaven.
- In juli 2005 heeft de Algemene Inspectiedienst (hierna: AID) het bedrijf aan de C te B (wederom) bezocht.
- Bij brief van 21 juli 2005 heeft verweerder de raadsman van A AID-rapportage doen toekomen en gevraagd om een reactie daarop. In het bijzonder wenste verweerder te vernemen of die rapportage aanleiding geeft de verworven varkensrechten ten behoeve van de houder van de varkens, zoals die uit de rapportage naar voren komt, op de varkensstal te laten registreren.
- Namens (o.m.) A is op 29 september 2005 op voornoemde brief gereageerd.
- Vervolgens heeft verweerder op 21 december 2005 schriftelijk verzocht om nadere informatie met betrekking tot een namens A toegezonden verzorgings-overeenkomst - met als ingangsdatum 1 januari 2005 - tussen hem en de eigenaar van de varkens (E B.V.), alsmede met betrekking tot de huurovereenkomst tussen de zelfde partijen. Tevens heeft verweerder verzocht om stukken waaruit blijkt dat A vanaf 1 januari 2005 de mestboekhouding voert.
- Bij brief van 16 januari 2006 is namens A op verweerders verzoek om nadere informatie gereageerd.
- Bij aan A gericht besluit van 15 februari 2006 heeft verweerder diens bezwaar tegen het uitblijven van een tijdige beslissing op het verzoek van 4 november 2004, strekkende tot aanpassing/opheffing van het dagquotum, ongegrond verklaard.
Dit besluit wordt hierna aangeduid als bob I.
- Bij besluit van eveneens 15 februari 2006 heeft verweerder A bericht dat het dagquotum met terugwerkende kracht tot 1 januari 2005 is gewijzigd van nul naar 5.649,6 varkenseenheden.
- Bij brief van 28 maart 2006, aangevuld op 30 mei 2006, heeft A tegen dat besluit bezwaar gemaakt op de grond dat aan het dagquotum ten onrechte geen verdergaande terugwerkende kracht is verleend, naar aanleiding waarvan op 2 augustus 2006 een hoorzitting heeft plaatsgevonden.
- Op 22 augustus 2006 heeft verweerder het onderhavige bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit wordt hierna aangeduid als bob II.