5. De beoordeling van het geschil
5.1 Primair is in geschil of verweerder het bezwaar van appellanten terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het College beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
5.2 Gelet op de gedingstukken kan het College niet anders concluderen, dan dat op 2 maart 2000 aan appellanten is meegedeeld dat hun varkensrecht op grond van hun op de Whv gebaseerde melding varkensrechten 945 varkenseenheden bedraagt.
Volgens vaste jurisprudentie van het College (o.m. AWB 98/1350 t/m 1366) is een dergelijke mededeling niet op rechtsgevolg gericht en is deze mededeling geen besluit als bedoeld in artikel 34 Whv, gelezen in samenhang met artikel 1:3, eerste lid, Awb. Indien het ervoor zou moeten worden gehouden dat het bezwaar van appellanten tegen de (inhoud van de) brief (met bijlage) van 2 maart 2000 is gericht, is het bezwaar reeds om die reden niet-ontvankelijk.
5.3 Appellanten hebben in bezwaar gesteld dat zij op hun melding ingevolge het Bhv nooit een reactie hebben ontvangen, dat blijkens jurisprudentie van het College een dergelijke reactie wel een Awb-besluit is en dat het niet aan hen te wijten is dat tegen het uitblijven van die reactie niet eerder bezwaar is gemaakt.
Het College wijst er allereerst op dat verweerder met de door hem bij (fax)brief van 1 maart 2007 overgelegde prints met betrekking tot de Bhv-melding van het bedrijf van appellanten, aannemelijk heeft gemaakt dat naar aanleiding van die melding op 22 januari 1999 een ("standaard")brief aan appellanten is gezonden.
In het midden kan blijven of de stelling van appellanten dat zij die brief nimmer hebben ontvangen, juist is. Immers, zelfs indien daarvan zou moeten worden uitgegaan, geldt dat ervan uit moet worden gegaan dat appellanten op de hoogte waren van het feit dat ten behoeve van hun bedrijf 945 varkenseenheden waren geregistreerd.
De stelling dat zij zowel de brief van 2 maart 2000 als het in april 2001 aan hen gezonden bedrijfsoverzicht niet hebben ontvangen, komt het College overigens niet geloofwaardig voor. Bovendien hadden appellanten uit het feit dat zij, naar zij stellen, nooit een antwoord op hun Bhv-melding hebben ontvangen, kunnen en moeten concluderen dat hun melding voor hardheidscategorie 1 niet tot inwilliging van het door hen beoogde aantal varkensrechten had geleid. Gesteld noch gebleken is dat appellanten eerder dan door middel van hun bezwaarschrift van 30 juni 2006 contact op hebben genomen met verweerder.
Dat appellanten, naar zij stellen, voordien niet op de hoogte waren van de mogelijkheid bezwaar te maken acht het College - indien dit ondanks de uitgebreide communicatie van Bureau Heffingen jegens de varkenshouders naar aanleiding van de uitspraak D (AWB 00/581) voor juist moet worden gehouden - geen omstandigheid die maakt dat de termijnoverschrijding van hun bezwaar verschoonbaar zou kunnen worden geacht.
Hierbij neemt het College hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de door verweerder aan appellanten gezonden berichten en het uitblijven van enige eerdere actie aan hun zijde in aanmerking.
Onder deze omstandigheden heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat het bezwaar van appellanten, voorzover dit geacht moet worden te zijn gericht tegen het uitblijven van een besluit, onredelijk laat is ingediend en om die reden niet-ontvankelijk is.
5.4 Geheel ten overvloede merkt het College op dat verweerder zich gelet op het bepaalde in artikel 4, tweede lid, Bhv terecht op het standpunt heeft gesteld, dat het aantal aan appellanten toekomende varkensrechten wordt beperkt door de berekening van het referentiejaar dat leidt tot het laagste aantal varkenseenheden.
Deze wijze van berekening is door genoemd artikellid dwingend voorgeschreven, zodat verweerder terzake geen beslissingsruimte toekomt. Bovendien geldt, zoals verweerder ook ter zitting heeft toegelicht, dat de achterliggende gedachte van deze berekening is dat varkenshouders als appellanten niet in een gunstiger positie dienen te komen dan varkenshouders voor wie op grond van het overigens toepasselijke recht een varkensrecht is berekend op basis van de (forfaitaire) latente ruimte in (een van) de referentiejaren.
5.5 Het beroep is derhalve ongegrond. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.