2. De beoordeling van de beroepen
2.1 Verordening (EG) nr. 2571/97 van de Commissie van 15 december 1997 betreffende de verkoop van boter tegen verlaagde prijs en de toekenning van steun voor room, boter en boterconcentraat voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen (hierna: de Verordening) beoogt het gebruik van Europese boter op de Europese markt te stimuleren door handelaren en zuivelfabrieken de mogelijkheid te bieden tegen een lagere prijs boter te leveren aan onder andere Europese bakkerijen, mits deze boter, voor zover thans van belang, wordt verwerkt tot eindproducten als nader omschreven in artikel 4 van de Verordening.
Appellanten hebben met verweerder contracten gesloten, waarbij zij zich verplichten te bewerkstelligen dat boter tot eindproducten in voornoemde zin wordt verwerkt. Zij ontvangen daarvoor een steunbedrag, maar moeten ook een inschrijvingswaarborg geven. Van de verkregen boter worden door Bakker Welten B.V. zogenoemde “bake-off”-koekjes gebakken.
Nadat bij verweerder twijfels waren gerezen over het antwoord op de vraag of deze koekjes aan de door de Verordening gestelde eisen voldoen, heeft de Algemene Inspectiedienst (AID) een onderzoek ingesteld, waarbij is geconstateerd dat de receptuur niet voldoet aan de voorwaarde dat tenminste 40% van het gewicht van de bestanddelen uit meel/zetmeel bestaat. Daarom heeft verweerder beslist om voor de thans in geding zijnde contracten geen steun uit te betalen en de daarvoor afgegeven inschrijvingswaarborg verbeurd te verklaren. Bij de thans bestreden besluiten heeft verweerder de tegen deze besluiten ingediende bezwaarschriften ongegrond verklaard.
2.2 Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Verordening gelden, voor zover thans belang, naar gelang van de gekozen en in de offerte vermelde formule, als eindproduct in de zin van de Verordening:
- A1 producten van de GN-codes 1905 20, 1905 30, 1905 90 40, 1905 90 45, 1905 90 55, 1905 90 60 en 1905 90 90; en
- A4 producten van de GN-codes 1901 20 00 en 1901 90 99:
a) in de vorm van ongebakken deeg, (…) i) dat voor ten minste 40% van het gewicht van de bestanddelen, berekend over de droge stof, bestaat uit meel en/of zetmeel (…).
Vanaf 1 januari 2004 zijn ingevolge Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie van 2 februari 2004, de GN-codes 1905 30 en 1905 90 40 bij eindproduct A1 vervangen door de codes 1905 31 en 1905 32.
2.3 Op verzoek van Bakker Welten B.V heeft het Douane Laboratorium te Amsterdam het geproduceerde koekje onderzocht. In zijn advies van 20 februari 2003 heeft het Douane Laboratorium het koekje in de staat waarin het de bakkerij verlaat, ingedeeld in GN-code 1901.20 00 90. Daartoe is onder meer overwogen dat het zetmeel van dit product bestaat uit gehele zetmeelkorrels en dat aan deze korrels geen warmtebehandeling valt waar te nemen. Bij brief van 25 juni 2003 heeft het Douane Laboratorium een nadere toelichting gegeven op dit advies.
2.4 Appellanten hebben tegenover de gemotiveerde conclusie van het Douane Laboratorium, dat op dit gebied als bij uitstek deskundig moet worden gekwalificeerd, slechts gesteld dat het koekje wel voldoende warmtebehandeling heeft ondergaan om in GN-code 1905 te worden ingedeeld. Appellanten hebben deze stelling evenwel niet met concrete gegevens over bijvoorbeeld het productieproces gestaafd, zodat deze stelling reeds wegens onvoldoende onderbouwing dient te worden verworpen.
Appellanten hebben zich beroepen op het standpunt van het Britse Ministerie van Landbouw dat het betreffende koekje moet worden ingedeeld in GN-code 1905. Het College constateert evenwel dat dit standpunt was gebaseerd op onvolledige informatie en dat de Britten thans op basis van de verkregen recepturen op exact dezelfde gronden als verweerder van oordeel zijn dat sprake is van een product dat thuis hoort in GN-code 1901. Deze grief ontbeert derhalve feitelijke grondslag.
Het betreffende koekje dient derhalve te worden ingedeeld in GN-code 1901.20. Verweerder heeft dan ook terecht en op goede gronden geoordeeld dat sprake is van een A4-eindproduct als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Verordening.
2.5 Tussen partijen is niet in geschil dat het koekje niet voldoet aan de in artikel 4 van de Verordening aan A4-eindproducten gestelde eis dat tenminste 40% van het gewicht van de bestanddelen uit meel/zetmeel bestaat.
Daarmee staat vast dat het koekje niet steunwaardig is en dat appellanten derhalve de gestelde inschrijvingsborgsommen verbeuren.
2.6 Appellanten hebben aangevoerd dat door de uitlatingen van controleurs van de AID bij appellanten het gerechtvaardigd vertrouwen is opgewekt dat de betreffende koekjes mochten worden vervaardigd met behulp van steunboter. Deze grief faalt reeds op de grond dat het Hof van Justitie der Europese Gemeenschappen in constante jurisprudentie heeft geoordeeld dat een beroep op het vertrouwensbeginsel niet kan leiden tot aanspraken op financiële voordelen in strijd met geldende Europese regelgeving.
Tenslotte hebben appellanten gesteld dat, aangezien geen sprake is van misbruik, de bestreden besluiten niet evenredig zijn tot het doel van de Verordening. Het College ziet evenwel niet in dat, waar vaststaat dat de betreffende koekjes niet voldoen aan de in de Verordening gestelde eisen voor steun, het niet uitbetalen van deze steun en het verbeuren van de in verband met de aangevraagde steun gestelde zekerheden, in strijd zou zijn met doel en strekking van de Verordening dan wel anderszins niet evenredig.
2.7 De beroepen zijn derhalve ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet het College geen aanleiding.